Wetenschap

Biomassa betaalbaar bij volledige benutting plant

Gras voer voor koeien
én voor industrie

Door Helma Struijk
De gft-bakken op het Wageningse festivalterrein puilen uit. Grijze containers zijn niet te ontdekken. Die zijn dan ook overbodig. De duizenden liters koffie worden geschonken in wegwerpbekers. Van papier en biopol, een afbreekbaar polymeer, dus mogen de bekers in de gft-bak.

„We zullen er naar toe moeten, we hebben geen keus”, zegt dr. H. J. Huizing, directeur van het Instituut voor Agrotechnologisch Onderzoek (ATO-DLO), over het gebruik van biomassa. Tijdens de Wageningse Kennisdagen eind vorige week, die in het thema stonden van een duurzame samenleving, mocht hij zijn visie op 'levende grondstoffen' duidelijk maken.

Enkele cijfers onderstrepen Huizings toekomstbeeld. Als in 2040 de wereldbevolking verdubbeld is, en het welzijnsniveau op wereldschaal toe blijft nemen, zal 1000 miljoen ton aardolie nodig zijn om te kunnen voldoen aan de vraag naar chemische producten. Om over brandstoffen nog maar niet te spreken. Conclusie van Huizing: Om duurzame groei te waarborgen moeten we over op biomassa.

„Letterlijk gezien is dat alles wat biologische organismen maken”, verklaart de DLO'er. Maar hij spreekt liever over hernieuwbare grondstoffen. Dat in tegenstelling tot fossiele grondstoffen: die zijn uitputbaar.

Achterstand
Hernieuwbare grondstoffen hebben nóg een groot voordeel boven de fossiele grondstoffen. Ze zijn CO2-neutraal. Om te groeien gebruikt een plant voornamelijk CO2, water en licht. Bij de verbranding van brandstof afkomstig uit die plant komt diezelfde CO2weer vrij. Netto is er dus geen toename.

De voorbeelden van biomassa zijn divers. Huizing noemt hout, aardappelen, groente-, fruit- en tuinafval (gft), algen, slib, hennep, en gras. ATO-DLO deed bijvoorbeeld onderzoek naar het maken van plastic uit aardappelzetmeel. Het Groningse Avebe ging verder met het Wageningse concept en maakt nu plastic korrels uit zetmeel.

Dat zetmeel komt echter uitsluitend uit de knol. De rest van de aardappelplant blijft dus ongebruikt achter. Daar moet verandering in komen, vindt Huizing. „We moeten zo snel mogelijk technologieën ontwikkelen om álle waardevolle bestanddelen uit biologisch materiaal zo goed mogelijk te kunnen gebruiken. Op dat gebied is er nog een enorme achterstand”.

Grasproject
Huizing krijgt bijval van de volgende spreker, dr. S. S. de Vries, secretaris van de OBL. Dit samenwerkingsverband van de suikerverwerkende bedrijven Cosun, CSM Suiker en Nedalco wil de Ontwikkeling van Bio-ethanol uit Landbouwgrondstoffen bevorderen. Zijn visie: gebruik een- of tweejarige planten –die zitten chemisch gezien lekker ingewikkeld in elkaar– en trek daar zo veel mogelijk uit.

Neem gras. Daar zitten eiwitten in, en vetten, suikers en cellulosevezels. Al die verschillende stoffen worden uit het plantje gehaald en van elkaar gescheiden.

Het onderzoek binnen het 'grasproject' van Nedalco loopt nu zo'n twee jaar. Intussen is al een goede scheidingstechniek beschikbaar. Hoe dat precies werkt? „Dat kan ik niet zeggen, want daarvoor lopen allerlei octrooiaanvragen”, antwoordt De Vries.

Prijskloof
De voorbeelden die de OBL-secretaris noemt maken het duidelijk: gras is niet alleen voer voor koeien, maar ook voor de industrie. De suikers kunnen dienen als basis voor bio-ethanol. Dat is bruikbaar als autobrandstof, of als toevoeging aan benzine, tegen het 'pingelen' van de motor.

De eiwitten zijn bruikbaar in de voedselindustrie en als grondstof voor veevoeder, maar ook als schuimvormer en bindmiddel in 'licht' beton. Voor plantaardige oliën is volop belangstelling, en de grasvezels ten slotte kunnen prima dienen als brandstof bij de elektriciteitsopwekking.

„Als al die zuivere componenten een goede prijs opleveren, drukt dat de kostprijs van de ethanol”, zegt De Vries. En dat is het uiteindelijke doel. Want hoe nuttig bio-ethanol ook is, de accijnsreductie die Nedalco kreeg van het ministerie van financiën geldt maar voor tien jaar. Binnen die tijd moet de prijskloof met fossiele brandstoffen –nu nog bijna een factor tweeënhalf– overbrugd zijn.