Wetenschap

Verleden kende extreme klimaatsveranderingen

„Klimaat kan
plotseling omslaan”

Door Helma Struijk
Kan het broeikaseffect de Europeanen in de kou zetten? Klimatologen sluiten een plotselinge klimaatverandering in de toekomst niet uit. De kachel, de warme Golfstroom, hoeft maar uit te gaan en de milde West-Europese winter krijgt polaire trekken.

Boringen in de Groenlandse en Antarctische ijskappen maken duidelijk dat in een ver verleden het wereldklimaat snelle veranderingen onderging. „In het verleden hielden klimatologen zich vooral bezig met onderzoek naar de geleidelijke klimaatverandering, maar tegenwoordig staat ook de plotselinge verandering volop in de belangstelling”, zegt dr. S. L. Weber, klimaatonderzoekster bij het KNMI. „Plotseling” staat volgens haar voor een periode van enkele tientallen jaren.

Weber was organisator van de driedaagse workshop over snelle klimaatveranderingen vorige week in Noordwijkerhout. „Het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) wil met dergelijke workshops een overzicht krijgen van de huidige stand van zaken van de wetenschap”, voert Weber aan als reden voor de bijeenkomst. Het IPCC, een onderzoekscommissie van de Verenigde Naties, bereidt de derde klimaatrapportage voor, die in 2001 moet verschijnen. Anders dan in de eerste twee rapportages, komt in de derde niet alleen de geleidelijke verandering door het broeikaseffect aan de orde, maar ook de mogelijkheid van snelle klimaatveranderingen.

Bollenvelden
Het internationale congres komt voor de 120 deelnemers, die grotendeels uit het buitenland komen, op een goed moment. De bollenvelden rond Noordwijkerhout zien er fleurig uit, zoals elk voorjaar. Het is moeilijk voor te stellen dat bij een snelle klimaatverandering de bollen wel eens in de zomer zouden kunnen bloeien.

Het scenario dat dr. S. Rahmstorf schetst, kan echter tot zulke situaties leiden. Rahmstorf is werkzaam in het Duitse Potsdam aan een instituut dat onderzoek doet naar mogelijke gevolgen van klimaatveranderingen. Hij houdt zich vooral bezig met de zeestromen.

„Dankzij de warme Golfstroom heerst in Europa tegenwoordig een betrekkelijk mild klimaat”, legt Rahmstorf uit. De warme Golfstroom is onderdeel van het wereldwijde transport van oceaanwater. Warm zout water stroomt vanuit de Golf van Mexico en het Caraïbisch gebied naar Noordwest-Europa en vervolgens verder naar het noorden. Tijdens dat transport koelt het af en wordt het zwaarder. Voor de oostkust van Groenland zakt het koude, zoute water naar beneden en het stroomt langs de kust van Noord-Amerika terug naar de tropen.

Zorgen
De Duitse klimatoloog maakt zich zorgen. „Het evenwicht in deze zogenaamde thermohaline stroming kan makkelijk verstoord worden. En we kunnen de gevolgen daarvan nog niet overzien”. Een van de oorzaken van zo'n verstoring kan volgens Rahmstorf het smelten van landijs zijn.

„Klimatologen verwachten dat in de komende honderd jaar de temperatuur 2 tot 3 graden zal stijgen. Daardoor smelten de ijskappen harder en stroomt er meer zoet water in het noorden de oceanen in. Zoet water is lichter dan zout water en zakt niet meer naar beneden. Dan stroomt het koude water niet meer terug naar de tropen. Zo komt het hele transport van oceaanwater stil te liggen”, schetst Rahmstorf.

Als de warme Golfstroom Europa niet meer verwarmt, sluit de Duitse onderzoeker niet uit dat het plaatselijk wel tot 5 graden kan afkoelen. Toch zijn er mensen die dit tegenspreken: het zou wel meevallen met het broeikaseffect. Door de opwarming van de atmosfeer is er meer verdamping en daardoor meer bewolking. En door de wolken wordt het weer minder warm op de aarde. Rahmstorfs antwoord aan deze critici is een vraag: „Waarom waren er in het verleden dan zulke extreme veranderingen?”

Probleem
Het grote probleem voor de onderzoeker is het meten van oceaanstromingen: de metingen vanaf schepen zijn momentopnames. Daarom werkt Rahmstorf veel met modellen. In januari publiceerde hij daarover in Nature. „We kwamen als eerste met een model dat oceaanstromingen én atmosfeer aan elkaar koppelt.

Rahmstorfs grootste uitdaging is het verzamelen van gegevens van een groot aantal jaren. Die wens deelt hij met prof. dr. J. Oerlemans van het Instituut voor Marien en Atmosferisch onderzoek Utrecht (IMAU). Oerlemans doet onderzoek naar de wisselwerking tussen ijs en atmosfeer. Daarbij maakt hij gebruik van satellietopnames van de ijskappen. „In het verleden zijn al enorm veel beelden verzameld, en door gebrek aan mankracht gebeurt daar nu nog niets mee. De praktijk is dat er nu maar één persoon mee bezig is. Ik zou daar graag vijf mensen op zetten”.

Hoeveel extra smeltwater er de komende jaren in de oceanen zal stromen? Op die vraag van Rahmstorf moet de Utrechtse ijsdeskundige het precieze antwoord schuldig blijven. Het onderzoek dat dat getal op moet leveren, is nog maar net gestart.

Scandinavië
Oerlemans' specialiteit ligt op het terrein van de zogenaamde versnelde afsmelting. Dit fenomeen doet zich voor op flauwe hellingen aan de rand van ijskappen. „Op die glooiingen loopt het smeltwater niet goed weg, het hoopt zich op. Water neemt meer zonnewarmte op dan ijs. Zo'n warme plas bevordert weer de afsmelting”, legt hij uit.

Het broeikaseffect heeft al effect gehad op de grootte van het ijsoppervlak. „In de Alpen bijvoorbeeld is de temperatuur de afgelopen honderd jaar met 0,6 graad toegenomen. Daardoor verdween de helft van het ijsvolume, en 40 procent van de gletsjers”, zegt Oerlemans, wiens groep de afgelopen jaren zo'n honderd gletsjers bestudeerde. Met de opgedane kennis wil hij een voorspelling kunnen doen van het gedrag van de gletsjers in de toekomst.

Het verdwijnen van de gletsjers is een klimaatprobleem. Maar het heeft ook economische gevolgen. „Vooral voor de Scandinavische landen is het nadelig. Zij zijn voor de elektriciteits- en watervoorziening afhankelijk van het smeltwater van de gletsjers”.

Tijdbom
De opwarming van het klimaat hoeft niet overal nare gevolgen te hebben, zegt dr. R. Slooff. „Bij stijging van de temperatuur zullen in bijvoorbeeld Groot-Brittannië minder mensen overlijden door een koudegolf in het winterseizoen. En in een land als Siberië kan de landbouwproductie zelfs verbeteren”. Slooff –van oorsprong ecoloog– is adviseur bij de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) van de Verenigde Naties en houdt zich bezig met de relatie tussen het klimaat en gezondheid.

Volgens hem zou de gezondheidszorg veel beter gebruik moeten maken van klimaatsvoorspellingen. „Meteorologen kunnen El Niño-verschijnselen al heel goed aan zien komen. We weten waar het in zo'n periode extreem droog kan zijn. En droogte trekt cholera aan. Als een land dit weet, kan het voorzorgsmaatregelen treffen. Je kunt zo'n epidemie niet voorkomen, maar wel de gevolgen ervan beperken”.

El Niño is een zeestroom die gemiddeld eens in de zeven jaar vergaande effecten heeft op het wereldklimaat. Het verschijnsel beïnvloedt de luchtcirculatie boven de Stille Oceaan, maar zorgt ook elders in de wereld voor grote klimaatveranderingen, zoals stormen, droogtes en overstromingen.

Bij klimaatveranderingen, al dan niet plotseling, liggen voor economisch zwakke landen de problemen op de loer. Zij zijn eenvoudigweg niet in staat de noodzakelijke voorzorgsmaatregelen te nemen. Het El Niño-verschijnsel in de winter 1996/1997 bracht onder meer grote droogte in Zuid-Amerikaanse landen in mei en juni 1997. Daardoor liep de graanoogst volgens een WHO-rapport in Nicaragua terug met 50 procent en de opbrengsten van maïs en bonen wel met 80 procent. „Ik heb de meeste zorgen over Afrika, dat is gewoon een tijdbom. De voedselvoorziening daar laat toch al te wensen over, en extreme droogte maakt dat alleen maar slechter”, zegt Slooff.

Koffiedik kijken
Het voorzien van gezondheidseffecten op basis van klimaatvoorspellingen is zeker geen koffiedik kijken. Slooff: „Het WHO boekte al succes. De organisatie zag in Mozambique een cholera-epidemie aankomen, op basis van El Niño-voorspellingen. We konden tijdig voorzorgsmaatregelen treffen”. Slooff kent een Amerikaanse biometeoroloog die zich heeft gespecialiseerd op dit gebied. De man ontwikkelde een softwarepakket dat advies geeft aan gezondheidsdiensten naar aanleiding van weer- en klimaatgegevens.

In geval van nood zet het systeem een heel sociaal netwerk in werking. Gezonde mensen houden dan hun sociaal zwakkere naasten in de gaten, en sturen ze als dat nodig is door naar gezondheidsinstellingen.

Slooff: „Ik zou graag een proefproject op willen zetten in India, Egypte, Mexico, misschien wel in China. Juist door dit congres besef ik weer hoe belangrijk onverwachte veranderingen kunnen zijn”.