(1) Onderzoekers halen erfelijk materiaal uit bijvoorbeeld de aardbei, om te testen welke genen actief zijn. Die stukjes worden vermenigvuldigd en van een fluorescerende stof voorzien.
(2) De volgende stap is het opbrengen van dit testmateriaal op een DNA-chip. De chip bevat duizenden vakjes, met in elk vakje miljoenen identieke stukjes DNA met een bekende bouwsteenvolgorde.
(3) Waar het testmateriaal precies overeenkomt met de stukjes DNA op de chip, blijven de lichtgevende stukjes 'plakken'.
(4) Na afspoelen van het materiaal dat zich niet heeft gehecht, kijkt een laserscanner waar de lichtgevende vlekjes zich bevinden. De computer leidt daaruit af welke genen in het testmateriaal actief zijn.
Illustratie RD |