Wetenschap

Asbest verwijderen

Asbest is eenvoudig te verwijderen van gebouwen door er een speciaal soort schuim op te spuiten. Zure chemische stoffen in het schuim zetten het asbest om in onschadelijke mineralen. Dat berichtte het tijdschrift New Scientist afgelopen zaterdag.

In de Verenigde Staten zijn veel houten balken en pilaren in gebouwen bedekt met een centimetersdikke brandwerende coating die tot 15 procent van het gevaarlijke witte asbest bevat. De gangbare manier om het asbest te verwijderen, is het aanbrengen van een tent over het gebouw waarin onderdruk heerst, zodat geen vezels kunnen ontsnappen. De asbesthoudende laag moet dan van de bebouwing afgeschraapt worden en opgeslagen op speciale stortplaatsen. Uiteindelijk moet een nieuwe, asbestloze brandwerende laag aangebracht worden. Alleen al voor de 830.000 scholen, bedrijven en overheidsgebouwen die de behandeling moeten ondergaan gaat dat, volgens berekeningen van de Amerikaanse milieudienst EPA, 150 miljard dollar kosten.

De nieuwe chemische behandelmethode is niet alleen stukken goedkoper maar ook veel veiliger. Het aanbrengen is eenvoudig, zegt Leon Petrakis, hoofd van het Brookhaven National Laboratory in New York, die het schuim samen met een firma in Florida heeft ontwikkeld. „Het lijkt precies op scheerschuim”.

Gedurende twee dagen werkt het schuim in op de onderliggende laag. De holle asbestvezels in die laag zijn opgebouwd uit magnesiumoxide en siliciumoxide; zuren en fluoride-ionen in het schuim tasten die structuur aan zodat de vezels vernield worden en er slechts onschuldige mineralen overblijven. De resterende coating behoudt daarbij zijn brandwerende werking, bleek uit de test. Petrakis houdt de samenstelling van het schuim geheim vanwege de patentaanvraag.


Grootste brandstofcel

De grootste brandstofcel ter wereld van het vaste-oxide-type (SFOC) gaat gedurende twee jaar elektriciteit en warmte leveren aan het net van de NUON in Duiven en Westervoort. De cel heeft een vermogen van 100 kilowatt en een thermisch vermogen van 80 kilowatt en is daarmee recordbreker. Het verwachte elektrisch rendement bedraagt 47 procent, het brandstofrendement is 75 procent. Uniek is ook dat het aardgas niet buiten maar binnen de cel wordt ontleed in waterstof en kooldioxide.

Brandstofcellen zijn bijzonder aantrekkelijk voor de opwekking van elektriciteit omdat ze de brandstof direct omzetten in elektriciteit. Er ontstaan daarbij geen broeikasgassen of verzurende stoffen. Bovendien heeft de brandstofcel een hoog rendement in vergelijking met andere manieren van elektriciteitsproductie. Wereldwijd staat dit onderzoek dan ook flink in de belangstelling, onder meer voor de aandrijving van auto's.

De grootste brandstofcel heeft inmiddels 1000 bedrijfsuren erop zitten. De proef is een gezamenlijk project van een consortium van energiebedrijven in Nederland en Denemarken. De coördinatie ligt bij EnergieNed, de vereniging van Nederlandse energiedistributiebedrijven. Het circa 20 miljoen gulden kostende project wordt met 1,5 miljoen gulden gesubsidieerd door de Novem.


Technologische instituten

De vijf grote technologische instituten in ons land dreigen zich in een verkeerde richting te ontwikkelen. Doordat ze meer op de commerciële toer gaan, drijven ze af van hun eigenlijke taak: het doen van onderzoek voor overheid en bedrijfsleven. Bovendien worden de bedrijven niet geholpen en ondervinden ze zelfs in toenemende mate oneigenlijke concurrentie van deze instituten.

Dat concludeert de Adviesraad voor het Wetenschaps- en Technologiebeleid (AWT). De raad doelt op het Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium, het Energieonderzoek Centrum Nederland, het Waterloopkundig Laboratorium, Grondmechanica Delft en het Maritiem Research Instituut Nederland, samen goed voor een omzet van 400 miljoen gulden per jaar.

De vijf instellingen krijgen een flinke overheidssubsidie voor fundamenteel-strategisch onderzoek. Voor de meeste instituten is de overheid de belangrijkste klant. Maar diezelfde overheid heeft ze de laatste jaren sterk gestimuleerd de commerciële markt op te gaan. De adviesraad is bang dat hierdoor juist het fundamentele onderzoek in gevaar komt: de markt is niet bereid daarvoor te betalen.

Nu de instituten zichzelf moeten gaan bedruipen, gaan ze ook steeds meer op hun kennis 'zitten', want daarmee kunnen ze geld verdienen. Dit leidt ertoe dat verspreiding van die kennis, een andere belangrijke taak, zwaar onder druk komt te staan.

De adviesraad wijst er verder op dat de bedrijven de bijdrage van de vijf instituten nauwelijks belangrijk vinden voor hun eigen technologische ontwikkeling. Sommige bedrijven beschouwen de instituten zelfs als oneigenlijke concurrenten. De adviesraad vindt het tijd dat de instituten een heldere keus maken: óf onderzoek doen óf voor de markt werken.


Niet-technische vakken

De Technische Universiteit Delft moet bij het opleiden van ingenieurs meer aandacht besteden aan economie, geschiedenis en politieke wetenschappen. De TU doet er goed aan een voorbeeld te nemen aan het gerenommeerde Massachusetts Institute of Technology (MIT) in de Verenigde Staten.

Dat zei ir. A. Meijers in de oratie waarmee hij vorige week vrijdag de leerstoel filosofie van techniek en cultuur in Delft heeft aanvaard. „Deze universiteit heeft bij herhaling de ambitie uitgesproken de beste technische universiteit van Nederland te willen zijn en tot de toptien van de wereld te willen behoren. Het kan daarom geen kwaad een vergelijking te maken met het MIT”.

Het accent op niet-technische facetten van de ingenieursstudie is bij MIT vanaf het eerste semester ruim twee keer zo groot. Volgens Meijers hebben de Amerikanen een visie op de technische wetenschappen die veel meer aansluit bij de brugfunctie van ingenieurs en veel minder bij het standaardbeeld van ingenieurs als bètawetenschapper.

Meijers vindt dat de ingenieur naast het bètadomein ook de taal van alfa- en gammavakken moet leren spreken. Aanvulling van de opleiding met een aantal keuzevakken aan het einde van de studie is daarvoor niet voldoende. „Aandacht voor de alfa-gamma-aspecten van het vak zal geïntegreerd moeten worden in de hele opleiding”, aldus Meijers.

De aparte leerstoel op het gebied van filosofie van de techniek, gefinancierd door het Koninklijk Instituut van Ingenieurs, is de eerste in zijn soort in Nederland. De leerstoel moet de wisselwerking van technische ontwikkelingen en veranderingen op maatschappelijk en cultureel gebied verbeteren.