Geen sympathisant

„Mijns inziens mag bij landbouwhuisdieren slechts in uitzonderlijke omstandigheden gebruik worden gemaakt van de kloneringstechniek. In essentie beperkt de ruimte daarvoor zich tot situaties waarbij vitale belangen van de mensheid in het geding zijn en die niet anderszins kunnen worden gediend. Daarbij kan men bijvoorbeeld denken aan productie van een levensreddend geneesmiddel dat niet op andere wijze kan worden bereid. Bovendien moeten negatieve gevolgen voor het dier worden vermeden. De kloon moet een 'dierwaardig' leven kunnen leiden.

De kans dat met het kloneren van een volwassen dier aan deze eisen kan worden voldaan is miniem. Een overweldigend probleem wordt gevormd door de effecten op het dierenwelzijn. In de eerste plaats is er de kwestie van de eindstukken van het DNA, de telomeren. Voorzover nu bekend, worden deze eindstukken korter bij het delen van de cel. Het aantal malen dat een cel zich kan delen, wordt bepaald door de lengte van deze eindstukken. Wanneer nu een kloon wordt gemaakt uit een volwassen dier, dan is de kans groot dat de cellen die daaruit ontstaan zich veel minder vaak kunnen delen dan cellen van een dier dat op natuurlijke wijze tot stand komt. Daardoor zal de kloon snel verouderen.

Bovendien is er een sterk vergrote kans dat de kloon schade heeft aan het erfelijk materiaal, hetgeen het gevaar van ziekten doet toenemen. Kortom, er moet worden gerekend met een levensgroot risico van aanzienlijke negatieve effecten voor de kloon in kwestie. Ook de behandeling van de dieren die betrokken zijn bij het produceren van de kloon draagt allerminst bij tot het dierenwelzijn.

Daarbij komt dat in de onderzoeksprogramma's waarbinnen dezer dagen wordt gekloond geen plaats is voor het zoeken naar alternatieven waarbij gebruik van dieren wordt vermeden. In dit licht ben ik geen sympathisant van de makers van Dolly.

Prof. dr. L. Reijnders, hoogleraar milieukunde en voorzitter van Stichting Natuur en Milieu.