Wetenschap

Lee Silvers schrijft boek over „sleutelen aan de schepping”

Rebecca lijkt op beide moeders

Van onze redacteuren
Boston, 1 juni 2010. Je brengt een bezoek aan de kraamafdeling van een groot academisch ziekenhuis, om het pasgeboren kindje van een goede vriend te bewonderen. Moeder Barbara stelt je voor aan haar 'buurvrouw' Cheryl, een 35-jarige vrouw die uitrust van de bevalling. Naast haar bed staat Madelene. De twee vrouwen zijn vol aandacht voor de kleine Rebecca. „Lijkt ze niet op allebei haar moeders?” vraagt Barbara. Je vraagt vol verwarring, „allebei haar moeders”?

Met dit scenario begint Lee Silvers zijn boek “Sleutelen aan de Schepping. Het ontwerpen van menselijk leven in het nieuwe millennium”. De volgende bladzijden blikt hij vooruit, en schetst onwaarschijnlijk ogende toekomstverhalen. Zijn de zaken die hij beschrijft science fiction? „Nee”, zegt Silver, „ze zijn gebaseerd op wetenschappelijke kennis en technologie die momenteel al beschikbaar zijn, en op simpele doorrekeningen van onze huidige kennis”.

Het boek wil een balans opmaken van de huidige kennis en technologie op het gebied van de voortplanting en de genetica van de mens. De schrijver noemt dit de „reprogenetica”, een samentrekking van reproductie (voortplanting) en gentechnologie. Hij probeert de grote invloed daarvan onder de aandacht van zijn lezers te brengen, door een toekomstbeeld te schetsen waarin de mensheid de reprogenetica gebruikt om haar eigen positie te bepalen.

Silver staat eerst stil bij de vraag wat leven is en hoe het ontstond. Hoewel hij elk hoofdstuk begint met een bijbeltekst, wordt niet duidelijk dat zijn visie op het ontstaan van leven uit de Bijbel is ontleend. Helder is echter zijn waardering van een bevruchte eicel: „Als een mensenleven kan ontstaan zonder bevruchting, dan kan de bevruchting onmogelijk het begin van een nieuw mensenleven markeren”.

In het verloop van het boek volgt een goed overzicht van de hedendaagse technologie op voortplantingsgebied. Lezers zonder biologische kennis hoeven dit niet te schuwen.

Ondanks de vraagtekens die de lezer zal hebben bij deze toekomstvoorspelling, is het een boeiend boek. Het lezen ervan biedt een goede mogelijkheid de kennis op het gebied van de reprogenetica uit te breiden, en na te denken over de gevolgen. In de Nederlandse vertaling is de Amerikaanse oorsprong van het boek merkbaar.

Uniek individu
Een vlot geschreven boekje over klonen komt van de hand van Wilfred Kluit. Hij heeft net als Silver een biologische insteek, maar benadrukt ook de persoonlijke kant.

„Elk mens –langs welke weg ook tot stand gekomen– is een uniek individu”, schrijft hij in “Klonen. Over het kunstmatige kopiëren van leven”. Hij reageert daarmee op mensen die denken straks een reservekopie van zichzelf te kunnen laten maken en op degenen die vrezen voor talloze 'kleine Hitlertjes'. Volgens Kruit maken deze mensen de fout „het begrip kopie of verdubbeling te letterlijk te nemen”.

Kruit benadrukt de rol van „milieu- en omgevingsfactoren” als voeding, hygiëne en scholing op de ontwikkeling van een persoon. Ook een kloon moet zich ontwikkelen en dat kan heel anders verlopen dan bij het 'origineel'. Maar Kruit verwacht op korte termijn geen menselijke kloon, gezien de praktische en biologisch-technische hobbels die nog genomen moeten worden.

Wie de biologische uiteenzetting gelezen heeft, komt onder de indruk van het wonder van conceptie, celdeling en groei, al beschrijft Kruit dat alles wel vanuit het evolutionistische denken. Ook geeft de auteur een verhelderende beschrijving van de belangrijkste experimenten die geleid hebben tot de geboorte van het Schotse schaap Dolly. Deze beschrijving vraagt wel wat inzet van de lezer. Verder weet Kruit zijn verhaal luchtig te brengen en met anekdotes aan te kleden.

In het laatste hoofdstuk van het boek verwacht de lezer een afgewogen mening – die niet komt. Kruit vindt wel dat wetenschappers de vrijheid van experimenteren moeten houden en niet door wetgeving en uitspraken van kerkelijke leiders moeten worden ingeperkt.

Kruit besluit zijn boek met de verwachting dat de keuzes uiteindelijk ten aanzien van klonen zullen voortkomen uit „een mengeling van wetenschappelijke uitvoerbaarheid, economische haalbaarheid en morele aanvaardbaarheid”.

Publieke moraal
Een derde boek in deze reeks is vooral een ethische afweging over de biotechnologie en klonen. De nadruk ligt op het eerste onderwerp. In een poging meer consensus te krijgen, pleit de ethicus Frans W. A. Brom in zijn boek “Onherstelbaar verbeterd” voor de ontwikkeling van een publieke moraal. Hoewel dat zeker van belang is, is deze oplossing toch niet afdoende.

Het boek van Brom is een doorwrochte maar moeilijk geschreven studie van de morele problemen bij biotechnologie met dieren. De auteur heeft de discussies hierover als adjunct-secretaris van de commissie die het experiment met de genetisch gemanipuleerde stier Herman ethisch getoetst heeft, van nabij gevolgd.

Brom geeft aan dat dieren een intrinsieke waarde hebben. Zij moeten een gedrag kunnen ontplooien dat bij hun eigen aard past. Zij hebben een eigen waardigheid en mogen niet worden beschouwd als een 'ding'.

De vraag is dan echter of, en zo ja wanneer, biotechnologie een te grote inbreuk maakt op de dierlijke waardigheid. Volgens de ethicus is een duidelijk antwoord hierop niet te geven. Hij stelt: „De voorlopige conclusie is, dat dierlijke biotechnologie moreel problematisch is en dat de vraag of bepaalde biotechnologische handelingen met dieren moreel te rechtvaardigen zijn, niet in algemene zin te beantwoorden is, maar dat dit op het niveau van het concrete project beoordeeld moet worden”.

Op zich is deze stellingname wel juist, maar toch schiet Brom hier tekort en daarmee komen we op de belangrijkste kritiek op zijn boek. Het uitgangspunt van de ethicus is het politiek liberalisme. De maat van wat wel en niet mag, is voor hem vooral de mening van het volk. Daarom houdt hij ook een vurig pleidooi voor een nieuwe publieke moraal, waarbij ook „vage argumenten”, zoals dat de mens bij biotechnologie „voor God speelt”, een rol moeten spelen. Wat die nieuwe publieke moraal in moet houden, is volgens Brom afhankelijk van de discussie. Het bijbelse kompas dat de mens niet almachtig is, maar rentmeester, is voor Brom jammergenoeg slechts een van de standpunten.

Ook op een andere wijze schiet het pleidooi voor een publieke moraal echter tekort. De ervaring leert namelijk dat de samenleving steeds wordt overvallen door nieuwe biotechnologische toepassingen. We hollen achter de feiten aan. De onderzoekers en bedrijven gaan door, in ons land en daarbuiten. Daarom is een debat over de publieke moraal niet voldoende. Het belangrijkste blijft echter een principiële bezinning.

N.a.v. “Sleutelen aan de Schepping. Het ontwerpen van menselijk leven in het nieuwe millennium”, door Lee Silver; uitg. Ten Have, Amsterdam, 1997; ISBN 90 259 4717 4; 255 blz.; ƒ 39,90.
”Klonen. Over het kunstmatig kopiëren van leven”, door Wilfred Kruit; uitg. Contact, Amsterdam/Antwerpen, 1998; ISBN 90 254 2364 7; 152 blz.; ƒ 29,90.
”Onherstelbaar verbeterd. Biotechnologie bij dieren als een moreel probleem”, door Frans W. A. Brom; uitg. Van Gorcum, Assen, 1997; ISBN 90 232 3197 X; 292 blz.; ƒ 49,90.