Wetenschap 2 oktober 2001

Amerikaanse hoogleraar Hiebert ontdekt volstrekt onbekende beschaving

Wroeten in Abrahams achtertuin

Door N. Stam
Je zult maar archeoloog zijn, en er tijdens het graven in Turkmenistan achter komen dat je een onbekende beschaving aan het ontdekken bent. Het gebeurde de Amerikaanse hoogleraar Fredrik Hiebert en zijn onderzoeksteam. Hij heeft sterke aanwijzingen dat hij op een tot nu toe onbekende, eeuwenoude beschaving is gestoten, ten noorden van Afghanistan. Een cultuur die nog voor de tijd van de Abraham bloeide.

De 'American dream' voor een onderzoeker. Van tekenhulp Fred op de universiteit van Parijs tot prof. dr. Fredrik T. Hiebert, hoogleraar archeologie aan de universiteit van Pennsylvania. En wat meer is: ontdekker van een geheel onbekende cultuur in Centraal-Azië.

Als student aan de kunstacademie in het Amerikaanse Michigan, had Hiebert nog geen flauw idee wat zijn echte passie was. Op zijn zeventiende ging hij op zoek naar een stageplaats in het buitenland. Parijs werd het. Daar bleek dat het stageadres hem alleen wilde aannemen als hij ervoor betaalde. Dat nooit, dacht Fred, die als student zonder cent was aangekomen.

Hij vond een baantje als tekenaar aan de faculteit archeologie van de Parijse universiteit. Dankzij zijn inzet werd hij gevraagd mee te gaan naar opgravingen in Bahrein en Saudi-Arabië. „Daar raakte ik verslaafd”, stelt Hiebert nu. „Eenmaal terug in Michigan, ging ik meteen op zoek naar een universiteit om archeologie te studeren.” Het werd Harvard, waar hij na een zeer voorspoedige studie in de jaren tachtig promoveerde.

De hoogleraar haalde recent het nieuws toen hij zijn bevindingen over de laatstgedane opgravingen in Turkmenistan publiceerde. In de woestijn ten noorden van Afghanistan en Iran had hij de oorsprong van de Centraal-Aziatische beschaving ontdekt, zo stelde hij. De ontdekking van de nederzetting Anau, op een berg in de woestijn bij de Iraanse grens, baseert hij op de vondst van een 'simpele' stempel van meer dan 4000 jaar oud.

IJzeren Gordijn
De basis voor Hieberts ontdekking is al begin deze eeuw gelegd, toen de Amerikaanse archeoloog Raphael Pumpelly in 1904 het Anaugebied begon te onderzoeken. Achteraf gezien is hij dicht bij de ontdekking van de Anaubeschaving geweest. Doordat Turkmenistan bij de Sovjet-Unie hoorde, werd het voor westerse onderzoekers na Pumpelly echter steeds moeilijker om er te gaan graven. Het gebied bleef liggen.

Al in de jaren tachtig aasde Hiebert erop om in Anau te gaan graven. ”Sinds mijn eerste bezoeken aan opgravingen in Turkmenistan, heb ik geprobeerd de nodige vergunningen te krijgen, maar dat ging niet in de tijd van het IJzeren Gordijn. Pas sinds de onafhankelijkheid van de republiek Turkmenistan, begin jaren '90, konden we er aan de slag.”

Intussen hadden de Russische archeologen wél in het gebied kunnen werken. De Moskouse hoogleraar Victor Sariandi had al decennia gewerkt aan de opgravingen van de resten van culturen in Turkmenistan en Afghanistan, de Margiana en de Bactria. Hoewel deze culturen ver uit elkaar liggen, waren er zo veel overeenkomsten, dat geconcludeerd werd dat beide in dezelfde beschaving hun oorsprong moeten hebben gehad. De twee gebieden heten sindsdien het Bactria-Margiana Archaeological Complex (BMAC).

Een kleine schok voor de Amerikaan, want de Russen hadden al „ongelooflijk veel” ontdekt, vertelt Hiebert. „Maar niemand wist ervan. Het was wel gepubliceerd in Sovjettijdschriften, maar niemand had die verhalen gelezen, laat staan vertaald.”

Vijf symbolen
Hiebert zelf besloot zich te richten op het gebied waar zijn landgenoot Pumpelly gestopt was. Meteen stuitten hij en zijn medewerkers op de eerste overblijfselen. Met potten, bijlen en foto's van fundamenten keerde Hiebert terug naar Pennsylvania. Het belangrijkste moest toen echter nog komen.

In de zomer van 2000 toog Hiebert weer eens naar Anau. Dit keer met satellietkaarten van de NASA, waarop hij kon zien welke structuren zich in het landschap bevonden. In een van de aangeboorde kamers van een gebouw dat onder de grond werd aantroffen, deed hij de vondst die al het voorgaande werk rechtvaardigde. Naast andere voorwerpen vond hij een kleine stempel met vijf symbolen. Het unieke van zijn vondst had hij in het begin nog niet door. Hiebert: „Je weet op de plek zelf de voorwerpen nog niet op hun waarde te schatten, al was vanaf het begin duidelijk dat het om iets bijzonders ging.”

Eenmaal in Pennsylvania werd de stempel onderzocht, onder meer op zijn leeftijd. Hiebert: „Hij bleek van de tijd rond 2300 jaar voor Christus te zijn. Dat is 300 jaar ouder dan van de tot nu toe door de Russen ontdekte culturen uit de omgeving bekend was.”

Missing link
De symbolen, die een schrift of symbolensysteem vertegenwoordigen, bleken nog belangrijker. Volgens Hiebert waren ze totaal onbekend. „Ze hebben geen link met het Iraans, niet met het Mesopotamisch en niet met Indiase tekens. Zelfs mijn Chinese collega's konden er niets mee. Na lange tijd kwamen we tot de ontdekking dat dit de „missing link” was, het ontbrekende puzzelstukje.”

Waarom is deze vondst zo belangrijk? Hiebert: „De bekende denker Gordon Childe heeft ooit gezegd dat om van een beschaving te kunnen spreken, er sprake moet zijn van steden, koningen, een klassenmaatschappij en een schrift of symbolensysteem. Van de omliggende culturen waren al deze dingen al ontdekt - behalve het schrift. Daarom is deze stempel zo belangrijk. Anau is de wortel van de Centraal-Aziatische beschaving geweest.”

Ondanks de invloed die aan Anau wordt toegeschreven, is het geen grote plaats geweest. Hiebert: „Zeker niet zo groot als de door Russen ontdekte aangrenzende culturen: de Bactria in Afghanistan of de Margiana bij Iran. Maar Anau is veel ouder. Want de gevonden overblijfselen wijzen op een bewoning tot 4000 jaar voor Christus. Toch is Anau maar een kleine stad gebleven, met maximaal een paar honderd mensen.”

Bijbel
Hoewel Anau al voor de tijd van Abraham (zo'n 2000 jaar voor Christus) moet zijn ontstaan, is er volgens Hiebert geen verband met het Joodse volk. „Een religie was er wel. De religieuze voorwerpen die gevonden zijn, geven aanleiding om te denken aan een vroege vorm van het Zoroastrianisme. Daarbij werden dieren aanbeden, en bij de rituelen werd veel vuur gebruikt. Aanwijzingen daarvoor troffen we aan bij een van de gevonden altaren.”

Over het einde van Anau is niets bekend. „Het is in elk geval geen abrupt einde geweest”, stelt Hiebert. „We hebben geen bewijzen dat ze door een oorlog of een natuurramp zijn verdwenen. Het is aannemelijker dat ze zijn 'opgelost' in de omliggende volken. Er trokken zo veel stammen over de Zijderoute, dat gebied is één grote genetische smeltkroes.”