Wetenschap11 september 2001

Koraal, een diertje als een bloem

Koraal komt in alle zeeën ter wereld voor –dus ook in de Noordzee– maar rifkoralen zijn enkel in de tropische zone ten noorden en zuiden van de Evenaar te vinden. Dat zijn gebieden waar de zeetemperatuur gemiddeld 23,5 graden Celsius is, en nooit beneden de 20 graden komt.

Koralen zijn geen planten maar minuscule poliepachtige diertjes die veel weg hebben van mini-zeeanemonen. Ze hebben een kalkachtig skelet dat is bedekt met een laagje vleesachtig weefsel waaruit de poliepen (doorgaans 's nachts) tevoorschijn komen. Dit levende weefsel –dat als een schors om het kalkskelet zit– is meestal mooi gekleurd.

Koraal is zo mooi vanwege de kleur –helder rood, groen, blauw, geel, paars– en vanwege de vaak grillige vormen. De naam waarmee de 400 bekende soorten rifkoralen worden aangeduid, houdt vaak verband met hun kleur en/of vorm: bloedkoraal, geel en paars hoornkoraal, blauwkoraal, sterkoraal, hersenkoraal.

De kleur krijgt het diertje van een klein algje dat in de poliep leeft en er een symbiotische relatie mee onderhoudt: het algje gebruikt de afvalstoffen van het koraal, het koraal profiteert van de zuurstofproduktie.

Tentakels
Voedsel vangt het koraal met de piepkleine tentakels, die met behulp van netelcellen kleine zwemmende dieren –plankton, kreeftjes en wormpjes– vangen en verdoven.

Voortplanting gebeurt door eindeloos vermenigvuldigen van de poliepen (knopvorming), waardoor een kolonie van vele duizenden poliepen ontstaat. De diertjes blijven met elkaar verbonden via het vleesachtige weefsel om het kalkskelet, en ze kunnen langs die weg ook voedsel onderling verdelen.

De fraaiste riffen liggen vlak onder het wateroppervlak –met veel licht en warmte– maar de kalkskeletten duiken tot grote diepte naar beneden. In de Stille Oceaan kwam men met een drilboor tot een diepte van 1,5 kilometer. Op die dieptes dateert het rif volgens wetenschappers uit prehistorische tijden.