4 september 2001

Certificaatgegevens worden gecontroleerd

Schiphol slaat vliegtuigen
aan op geluidsproductie

Door H. G. Heiden
Luchthaven Schiphol bepaalt de hoogte van de havengelden sinds kort via een nieuwe methode. Voor de start- en landingsgelden is nu de geluidsproductie van de vliegtuigen van belang. Hierbij worden per individueel vliegtuig de certificatiegegevens gehanteerd. Voorheen werd voor de aanslag in het algemeen naar het vliegtuigtype gekeken.

Met de nieuwe geluidsaanslag zijn ook de benamingen veranderd van de categorieën die voor de start- en landingsgelden van toepassing zijn. In plaats van 1,2 en 3 heten die nu A, B en C. Categorie A is de duurste en omvat de lawaaiige zogenoemde Hoofdstuk 2-vliegtuigen (H2). In A zitten ook de toestellen uit de stillere Hoofdstuk 3-categorie (H3), die volgens de certificering 0 tot 9 decibel EPNdB (Effective Perceived Noise deciBels, effectief waargenomen geluidsdecibellen) minder geluid produceren dan de maximale waarde die voor H3 geldt.

Vliegtuigen in H3 die tussen 9 en 18 EPNdB minder geluid maken dan de maximale norm, vallen in categorie B, waarvoor het basistarief geldt. Toestellen die nog minder geluid produceren, komen in categorie C. Toestellen in B betalen het basistarief per ton startgewicht. Voor A geldt een toeslag van 20 procent, terwijl de C-klasse een korting van 10 procent krijgt. Met dit totale tariefverschil van 30 procent wil Schiphol onder meer een duurzame ontwikkeling van de luchthaven versterken. Niet het startgewicht of het vliegtuigtype bepaalt het starttarief, maar de mate waarin een vliegtuig geluid produceert.

Kenteken
Volgens Schiphol is met de EPNdB-differentiatie een objectieve maatstaf voor het berekenen van de havengelden per individueel vliegtuig vastgesteld. Op basis van de vliegtuigregistratie (het kenteken) kan nu onderscheid worden gemaakt tussen twee vliegtuigen van hetzelfde type die in hun geluidsproductie wezenlijk van elkaar verschillen.

Zo maakt een Airbus A-319 met een startgewicht van 64.000 kilogram, die voorzien is van CFM56-motoren (van CFM International), bijna 18 EPNdB minder geluid dan dezelfde A-319 met motoren van het type V2522 (van International Aero Engines). Op basis van de vliegtuigregistratie zijn de motorgegevens van elk toestel bekend, zodat nu de aanslag opgelegd kan worden. De eerstgenoemde Airbus valt nu in het basistarief en de andere A-319 krijgt een korting van 10 procent.

Omloopverhouding
Behalve met de tarifering maakt Schiphol het de luchtvaartmaatschappijen ook operationeel moeilijk om met lawaaibakken naar Amsterdam te komen. Vliegtuigen die in H3 het meeste geluid produceren, mogen niet meer vliegen tussen 18.00 en 08.00 uur. Criterium voor dit verbod is de zogenoemde omloopverhouding van de motoren. Hoe hoger die verhouding, hoe minder geluid een vliegtuig maakt.

De omloopverhouding geeft de relatie aan tussen de hoeveelheid hete lucht die dóór en de koelere lucht die óm de motorkern stroomt. De lucht die door de motorkern gaat, is zeer heet en stroomt uiteindelijk de ijskoude buitenlucht in. Hierdoor ontstaan luchtwervelingen die geluid veroorzaken. De koelere lucht die om de motorkern stroomt, vormt een mantel rond de hete lucht, waardoor er een soort bufferwerking ontstaat, die minder wervelingen geeft. Een dikkere bufferlaag heeft een hogere omloopverhouding en die zorgt dan uiteindelijk voor minder lawaai.

Vliegtuigen met een omloopverhouding van minder dan 3 vallen onder het vroege avondvliegverbod. Typen die hiertoe behoren, zijn onder meer de Toepolev 154 en de DC-9. Toestellen in H3 met een omloopverhouding groter dan 3, maar met een lawaaiige EPNdB, mogen tussen 23.00 en 06.00 uur niet van en naar Schiphol vliegen. Hieronder vallen de DC-10 en de Boeing 747-200.