Wetenschap 21 augustus 2001

Ongegronde vooronderstellingen in sterrenkunde

Heelal zonder Schepper is leeg

Door W. G. Hulsman
Sterrenkunde heeft gevaren in zich. Al menig christen heeft de zes scheppingsdagen als dagen van 24 uur losgelaten na zich verdiept te hebben in het ontstaan van het heelal. Ondanks die gevaren moeten christenen het grote wonder dat het heelal is, blijven bestuderen, vindt de Canadees John Byl. Enige voorwaarde is dat zij Gods Woord onvoorwaardelijk als uitgangspunt nemen en menselijke theorieën evalueren in het licht van de Schrift en niet andersom. Dat is de boodschap van zijn recent verschenen boek ”God and Cosmos”.

Bijbelgetrouwen krijgen in deze tijd van wetenschap en techniek steeds vaker met verwarrende vragen te maken. Hoe zijn de zes scheppingsdagen te rijmen met de 'bewijzen' voor de oerknal? Hoe kan een mens op aarde het licht zien van een ster die op miljoenen lichtjaren afstand staat, terwijl de aarde maar zo'n 6000 jaar oud is? De antwoorden zijn niet eenvoudig. John Byl komt in zijn waardevolle –Engelstalige– boek ”God and Cosmos” echter een heel eind. De sterrenkundige en hoogleraar in de wiskunde aan de Trinity Western University in het Canadese Langley (British Columbia) neemt daarbij de Bijbel van begin tot eind als enige bron van waarheid, ook al „zullen we dan dwazen zijn in de ogen van de wereld.”

Byl schreef zijn gedegen boek omdat hij met zorg is vervuld. Hij ziet dat veel astrowetenschappers van christelijken huize de Bijbel herinterpreteren om hem in harmonie te brengen met de moderne kosmologie. Anderen gaan de Bijbel zien als een boek geheel los van de astronomie. „Christenen moeten echter leren onderscheiden –zoeken naar verborgen aannamen en de onderliggende wereldvisie– en leren theorieën te wegen in het licht van wat God in de Bijbel heeft geopenbaard”, zegt Byl desgevraagd.

Om de lezer wapens in handen te geven, gaat Byl dieper dan dat. De hoogleraar –die zijn kinderjaren in Den Haag doorbracht– probeert aan te tonen dat de hedendaagse kosmologie –inclusief de kosmonogie, de studie van het ontstaan van het heelal– aan veel kanten rammelt. Hij doet dat door eerst de wortels van de moderne astronomie bloot te leggen. Kort geeft hij de ideeën over het heelal weer zoals die leefden in de Oudheid, tijdens de Middeleeuwen en bij de eerste grote sterrenkundigen zoals Kepler en Newton. Byl wijst daarbij op het grote gevaar van de combinatie van de christelijke theologie met de denkbeelden van Aristoteles over de kosmologie. Via Albert Einsteins relativiteitstheorie –„het begin van de moderne kosmologie”– komt Byl vervolgens bij de bigbangtheorie uit.

Vooronderstellingen
De oerknaltheorie is een heersende theorie. Ten onrechte, vindt Byl. Hij toont aan dat er veel vraagtekens bij de veronderstelde explosie van 10 tot 15 miljard jaar geleden te zetten zijn. „De bigbangkosmologie, in al haar variaties, is niet voldoende te onderbouwen met de tot op heden gedane waarnemingen en zeker het theoretisch model over de oerknal laat nog veel vragen onbeantwoord.” Zo is er nog nooit een afdoend antwoord gekomen op de vraag hoe het tot een oerexplosie kon komen en wat er in die eerste fracties van een seconde na de grote knal gebeurde. Een wezenlijk hiaat, vindt Byl: „Mijn boek benadrukt dat alle kosmologie grotendeels gebaseerd is op vooronderstellingen. Ik wijs met nadruk op de grote verschillen tussen de bijbelse waarheid zoals God die geopenbaard heeft aan ons en zoals wij die accepteren als de waarheid, en aan de andere kant de menselijke, wetenschappelijke theorieën, die slechts speculatie zijn. Ik benadruk verder dat er kosmologische modellen zijn die wél overeenstemmen met de traditionele lezing van de Bijbel.”

Grootste bezwaar van Byl tegen de bigbangkosmologie is dat zij geen ruimte laat voor een god boven de fysieke werkelijkheid en voor bovennatuurlijke krachten en onsterfelijke zielen. Byl concludeert dat sterrenkundigen die vast willen houden aan de bigbangtheorie dat niet kunnen doen dan door aanpassing van de traditionele uitleg van de Bijbel.

Geloven de moderne astronomen dan niet in een god? Zeker wel. Zo gelooft de gezaghebbende astrofysicus Paul Davies in een grote Ontwerper, maar dat is volgens Byl „geen god die vraagt om eerbiediging en die gebeden beantwoordt.” Dat geldt ook voor de ”goden” van andere astronomen.

Byl wijst ook op de interne tegenstrijdigheid die in de bigbangtheorie zit. Aan de ene kant is er een sterk geloof in de vooruitgang en de evolutie, aan de andere kant stellen veel theorieën dat het heelal op de lange termijn ten onder zal gaan aan een tekort aan energie, en dat het uiteindelijk zal imploderen. Kosmologen geloven stellig in die zogenoemde ”Big Crunch” of koude dood, volgens hun berekeningen over miljarden jaren.

Dat toekomstbeeld van het universum strijdt echter met de bijbelse gegevens van Christus' wederkomst en de nieuwe hemel en de nieuwe aarde. „Als het christendom de bigbangextrapolaties in de verre toekomst moet afwijzen, waarom zou het dan de bigbangextrapolaties in het verleden wel accepteren?” vraagt Byl aan christenastronomen die zich wel door de moderne opvattingen over het heelal hebben laten beïnvloeden.

Buitenaards leven
Buitenaards leven is een ander thema dat Byl aansnijdt. Terecht, want veel wereldburgers zijn ervan in de ban en zelfs voor wetenschappers is het inmiddels serieuze kost. Zo heeft de Amerikaanse ruimtevaartorganisatie NASA in 1992 het SETI-programma gelanceerd. Met grote radiotelescopen zoeken astronomen het heelal af naar signalen van „buitenaardse intelligentsia.” Resultaat tot nu toe: geen.

Elke astronoom die nuchter rekent, kan concluderen dat de kans dat de SETI-medewerkers ooit iets vinden, nihil is, redeneert Byl. Want er zijn nog geen planeten buiten ons zonnestelsel ontdekt die vergelijkbaar zijn met de aarde. Ook restmateriaal van kometen en meteorieten hebben nog niets prijsgegeven van buitenaards leven. Een redenatie waarin hij overigens ook steun krijgt van seculiere astronomen. Zo moet ook een verstokte evolutionist als Paul Davies toegeven dat de kans dat er spontaan complexe vormen van leven ontstaan, verwaarloosbaar klein is (10-32).

Sommige astronomen hebben desondanks hoge verwachtingen van buitenaards buren. De astrosfysicus Cameron verwacht zelfs dat ze een betere wereldorde zullen brengen. Byls commentaar: „Het is ironisch dat de mens die God verworpen heeft, toch de hemel afzoekt voor zijn heil en redding.”

Byl benadrukt dat de Bijbel ook over buitenaards leven zwijgt. En als het er zou zijn, dan is het „nog maar de vraag of God het nodig vindt de aardbewoners daarover in te lichten.” Hoofdbezwaar blijft voor de auteur echter dat buitenaards leven de uniciteit van het heilswerk van Christus aantast. Het zou betekenen dat andere buitenaardse beschavingen of niet in zonden zijn gevallen of geen mogelijkheid tot verlossing meer hebben, want Romeinen 6:9 en 10 zeggen dat Christus, opgewekt zijnde, niet meer sterft. Dus ook niet voor een buitenaardse beschaving, zegt Byl.

Tijd in de hemel
De interessantste hoofdstukken van ”God and Cosmos” liggen achterin. John Byl laat daarin zien wat de Bijbel volgens hem zegt over de kosmologie en welke modellen volgens hem het beste passen bij een bijbelgetrouwe schriftuitleg. Al citeert hij wel –ter nuancering– een uitspraak van Galilei: „De Schrift vertelt ons hoe naar de hemel te gaan, niet hoe de hemel gaat” (beweegt – WH).

Byls uitgangspunt is ook in de laatste hoofdstukken de onfeilbaarheid van Gods Woord. „Als we niet héél de Schrift als ingegeven accepteren, hoe kunnen we er dan zeker van zijn dat iets ervan dat is?”

Wie de Bijbel zonder schriftkritiek doorleest, moet tot de conclusie komen dat God een geest is, oneindig, alomtegenwoordig, alwetend, almachtig, en dat de schepping door God vrijwillig is gedaan, concludeert de Canadees. „God hoefde het heelal niet te scheppen, maar koos er vrijwillig voor dat te doen”, „ten dienste van de mens zodat de mens op zijn beurt het mag gebruiken om God te dienen.” Dat stelt de mens in het centrum van de schepping die volgens Byl circa 6000 jaar geleden plaats had.

De auteur benadrukt dat er niet alleen een fysieke werkelijkheid is geschapen, maar dat er daarnaast ook een hemel is. Een plaats die volgens Byl niet zonder tijd is, dat leidt hij af uit Openbaring 22:15, waar het gaat over stromend water en maandelijkse vruchten. Byl denkt ook dat de tijd er in het heelal altijd is geweest. Gods perceptie en ervaring van de tijd is echter geheel anders dan die van mensen.

Boeiend zijn ook de passages waarin Byl ingaat tegen de stelling van sommige amateurs en predikanten dat de sterren en sterrenbeelden zélf vertolkers van het Evangelie zijn, en de paragrafen over het einde van het heelal en over de plaats van de aarde in het universum. Wel of niet in het centrum? blijft de vraag.

Bagage
”God and Cosmos” is een boek dat in een behoefte voorziet. Er zijn weinig boeken op de markt die vanuit een wetenschappelijk kader proberen te wijzen op de gevaren en fouten in de moderne kosmologie, laat staan dat de Bijbel daarbij van Genesis tot Openbaring hét uitgangspunt is. Daarom heeft Byl –die hier en daar wellicht nog wat meer stelling had kunnen nemen– iets waardevols gepubliceerd. Het boek zou standaardkost moeten zijn voor christenstudenten, met name in de betarichtingen. Beheersing van het Engels is wel nodig, maar wellicht zijn er mogelijkheden voor een Nederlandse vertaling. Het is de moeite meer dan waard. Het boek geeft –bijbels gefundeerde– bagage mee in deze rationele wereld.

N.a.v. ”God and Cosmos. A christian view of time, space, and the universe”; door John Byl; uitg. The Banner of Truth Trust, Edinburgh/Carlisle, 2001; ISBN 0 85151 800 1; 243 blz.

Interessante sites:

Trinity Western University:
www.twu.ca

Artikel van John Byl:
www.geocities.com