Wetenschap 26 juni 2001

Voor het eerst in 250 jaar weer broedend paartje in Fochteloërveen

De kraanvogel is terug

Door T. Lucas
In het Fochteloërveen heeft dit voorjaar een paartje kraanvogels met succes gebroed. De rust en de ruimte in het 2700 hectare metende natuurgebied op de grens van Friesland en Drenthe vormen ideale condities voor de typische vogels. De beschikbaarheid van grote hoeveelheden libellen in het moerasgebied staan garant voor een welgedekte 'tafel' voor het jonkie, dat van Natuurmonumenten intussen de naam Tsuru meekreeg. Het was 250 jaar geleden dat kraanvogels in Nederland broedden.

In de uitkijktoren aan de rand van het natuurgebied wemelt het van de vogelaars. Massaal komen ze af op de kraanvogels. Met zwaar en minder zwaar geschut: telescopen, verrekijkers en camera's. Ze loeren niet alleen naar de kraanvogels. De slangenarend die zich al een tijdje in het gebied ophoudt, is voor de meesten minstens zo interessant. Een enkele bezoeker vraagt zich verbaasd af wat er eigenlijk aan de hand is. Minstens zo verwonderd klinkt het vanachter de telescopen uit twee monden tegelijk: „Hebt u dan niet gehoord van de kraanvogels?”

Het uitzicht vanuit de uitkijktoren is magnifiek. Je waant je in het buitenland. Een immense drassige hoogveenvlakte met veenpluis en pijpenstrootje, hier en daar een watertje en af en toe een klein bosje met een paar berken of grove dennen. Aan de horizon rijst een naaldbos op. In de randen van het gebied grazen Schotse hooglanders. Door de telescoop zijn de grote, 1,20 meter hoge kraanvogels goed te zien. Behalve het zes weken oude jong. Dat ligt ergens achter de begroeiing verscholen. De wit-zwart-rode koppen van zijn ouders gaan op en neer, de slanke halzen krommen en strekken zich. Duidelijk is het kleurpatroon te onderscheiden.

Baltsgedrag
Het leek er al een paar jaar op dat Grus grus het Fochteloërveen had uitgekozen als kraamomgeving. Thijs Haanstra: „Ze zitten hier alweer een jaar of drie permanent. Ik zag vorig jaar een paartje dat bij mij achter het huis baltsgedrag vertoonde, maar dat was denk ik een probeersel, zoals dat vaker voorkomt bij nog niet geslachtsrijpe vogels. We konden niet vaststellen dat het werkelijk tot broeden is gekomen. Op de leeftijd van vijf jaar zijn kraanvogels zover dat ze nageslacht kunnen voortbrengen. De balts is overigens een ongelooflijk mooi schouwspel. Met de vleugels wijd dansen ze voor elkaar heen.”

Anderhalve week geleden maakten vogelaars het nieuws van de geboorte van het kraanvogeljong wereldkundig. Vanaf de uitkijktoren had iemand het jong door zijn telescoop gezien. Haanstra: „Natuurmonumenten had het liever nog even stilgehouden, maar vorige week maandag werd ik gebeld door TV Drenthe. De omroep wilde opnamen maken van de vogels. We hadden overigens al een persbericht klaarliggen. Het was de bedoeling om, in verband met verstoringsgevoeligheid, het broedsucces pas bekend te maken als het jong vliegvlug is. Dat is met negen weken. Tsurua is inmiddels zeven weken oud en loopt vrij rond.”

Tot voor kort bevonden de dichtstbijzijnde broedende kraanvogels zich in westelijk Duitsland. Ook in oostelijk Duitsland, Polen en Scandinavië zijn ze te vinden. Het lijkt er dus op de dat vogels in onze richting oprukken. Ieder najaar, in november, komen de tienduizenden kraanvogels uit genoemde gebieden bij elkaar op het Duitse eiland Rügen, om vervolgens naar de overwinteringsgebieden te vliegen. Tijdens de trek landen vrijwel altijd grote groepen in de Groote Peel. Ook het Fochteloërveen is vaak in beeld als pleisterplaats. Ze foerageren dan op oogstresten die op akkers zijn achterbleven en slapen staand in ondiepe waterpartijen in het moeras. Ze zijn heel kieskeurig: ze landen alleen in grote, open gebieden met weinig bomen. Een goed uitzicht is van wezenlijk belang. Na de tussenstop vliegen de statige, zeer schuwe vogels door naar Frankrijk, Spanje en Noord-Afrika. In maart passeren ze ons land weer, op weg naar de broedgebieden. De dieren kunnen op een dag een afstand van 1000 kilometer overbruggen. De Europese kraanvogelpopulatie bestaat uit zo'n 300.000 exemplaren.

De kraanvogels van het Fochteloërveen bleven heel de afgelopen winter in het gebied. De winter was niet streng, en door het natte najaar bleven ook aardappeloogsten op het land staan. Volop voedsel dus. Kraanvogels vormen een paartje voor het leven. In het nest, dat zich op de grond bevindt, legt het vrouwtje meestal twee eieren.

Waterhuishouding
Haanstra is ervan overtuigd dat het broedgeval van dit jaar de opmaat is naar meer broedparen in het Fochteloërveen. „De terugkeer van de kraanvogel in het Fochteloërveen is duidelijk te danken aan de maatregelen die Natuurmonumenten nam om de kwaliteit van het natuurgebied te verbeteren”, constateert de terreinbeheerder. „De afgelopen jaren heeft de vereniging een ontwikkeling in gang gezet die op de langere termijn haar vruchten moet gaan afwerpen. Dan doel ik met name op de verbetering van de waterhuishouding. Het gebied wordt steeds natter.”

Al een aantal jaren is de vereniging bezig om een fijnmazig stelsel van dammen in het veen te plaatsen om het water vast te houden. Dat gebeurt vanuit het natste deel van het hoogveengebied. De aannemers slaan kilometers damwand in steeds wijdere cirkels. De houten schotten verdelen het gebied in kleine, zompige moerasvakken. Het kerngebied is bestempeld als hoogveenreservaat, waar de natuurlijke veengroei weer terug moet komen. De randen van het Fochteloërveen, dat in al zijn uitgestrektheid nog maar een fractie is van het oorspronkelijke moerasgebied, vormen een bufferzone.

„Grote delen van het veen zijn door de verdroging overwoekerd door grassen”, aldus Haanstra. „Door de verhoging van het grondwaterpeil moet het massaal aanwezige pijpenstrootje van lieverlee gaan verdrinken. De eerste successen zijn al zichtbaar in het terrein: in het voorjaar ziet het wit van de veenpluis.”

Bolwerk
Het Fochteloërveen is Nederlands belangrijkste bolwerk voor gladde slangen. Het wemelt er overigens ook van de adders, ringslangen, salamanders, hagedissen en hazelwormen. Dit overziend is het niet verwonderlijk dat de Zuid-Europese slangenarend graag in het gebied bivakkeert. „Hij vindt hier een rijk gedekte tafel”, aldus Haanstra. „Ook voor roodborsttapuiten en paapjes is dit natuurgebied van groot belang. Van de landelijke populatie paapjes broedt 10 procent hier.”

Terreinbeheerder Haanstra is blij dat het natuurgebied, op een fietspad en een wandelroute in de rand van het gebied na, niet toegankelijk is voor toeristen. Vogelaars moeten het doen met de uitkijktoren. „Dat moet vooral zo blijven. Anders is het met de kraanvogels snel gedaan.”

Relevante websites:

Kraanvogel kwam vroeger in Nederland voor:
www.haagsevogels.nl

Verspreidingsgebied van kraanvogel:
home.planet.nl