Wetenschap 12 juni 2001

Paaigeweld in voorjaarswater

Door T. J. Lucas
Met luid kabaal ploegen en buitelen ze op zonovergoten dagen door het water. Mannetjes en vrouwtjes zwemmen naast elkaar. Af en toe steken hun rug- en staartvinnen boven het wateroppervlak uit. Vanaf de kant zijn de karpers goed te volgen. Het is paaitijd. De kolossale vissen zijn maar met één ding druk: de vrouwtjes moeten hun kuit en de mannetjes moeten hun hom kwijt. Het lijkt wel of ze verder nergens erg in hebben.

Wat de bronsttijd is bij herten en reeën, is de paaitijd bij vissen. Mannelijke en vrouwelijke vissen zoeken elkaar op. Er vindt overigens geen penetratie plaats. Vrouwtjes persen de kuit –de eitjes– uit, die mannetjes besproeien die met zaadcellen of hom. De 'rituelen' gaan bij sommige soorten met veel geweld gepaard.

Karpers (Cyprinus carpio) kun je omstreeks deze tijd in veel wateren bezig zien. Een paar weken geleden trokken de vissen met hun activiteiten de aandacht op een industrieterrein in Kampen. De deining in het water van een singel deed, naar bleek terecht, vermoeden dat er karpers paaiden. Vanaf de oever was hun gespartel goed te volgen. De van nature schuwe dieren negeerden de toeschouwer volkomen. Ze zwommen onrustig dwars door massa's waterplanten, joegen achter elkaar aan en begaven zich tot vlak langs de beschoeiing.

De brasems (Abramis brama) hebben de paaitijd –die ergens tussen april en juni plaatsheeft– alweer achter de rug. Die neemt overigens slechts hooguit drie dagen in beslag. Zo schuw als ze normaliter zijn, zo eenvoudig zijn ze dan te benaderen. In de sloten van de uiterwaarden langs de IJssel trokken de grijsachtige vissen met hun hoge ruggen (door sportvissers wel enigszins denigrerend ”vloermatten” genoemd) nadrukkelijk de aandacht. Wild slaand en schurend tegen rietpollen en zelfs stenen, poogden de vrouwtjes de kuit uit hun gezwollen onderbuiken te persen. De ernaast zwemmende mannetjes besproeiden de kuit met hom. Het nest van een meerkoet lag te schudden onder het geweld. Het leek de vogel niet te deren. Door al het geweld raken brasems soms zwaargewond. Doordat ze grote hoeveelheden schubben verliezen, krijgen infecties gemakkelijk toegang tot het vissenlichaam. Sommige vissen worden dan ziek, een aantal overleeft het niet.

Ook ondergelopen uiterwaarden en bijvoorbeeld de randmeren bieden voor zoetwatervissen ideale omstandigheden om zich voort te planten. Het aan de Veluwse kant vaak heel ondiepe water is in het voorjaar snel opgewarmd en heeft veelal begroeide oevers. De brasems zwemmen soms diep de rietvelden in om hun eitjes te deponeren. Als je geschoeid met goede laarzen zo'n rietveld inloopt, kan het gebeuren dat lappen van brasems je benen gebruiken als schuurpaal. Bijzondere ervaring. Tussen de vegetatie vindt het uitgekomen visbroed bescherming tegen predatoren. Een relatief groot deel van de kuit haalt het overigens niet, want behalve dat een groot percentage eitjes doodgaat, schrokken palingen, baarzen, snoeken en snoekbaarzen massa's op. Althans, dat weten boeren en buitenlui te vertellen.

Onbekend
„We weten eigenlijk nog maar heel weinig over het paaigedrag van zoetwatervissen”, vertelt dr. Henrik de Nie, auteur van onder meer de ”Atlas van de Nederlandse zoetwatervissen”. Hij promoveerde op het eetgedrag van palingen in het Tjeukemeer. „Literatuur over het vóórkomen van vissen is er wel, maar er is bijna niets bekend over het paaigedrag van de geschubde waterbewoners. Dat onttrekt zich grotendeels aan onze waarneming. Bovendien lijkt het voor veel mensen oninteressant. Wetenschappers houden zich hier voorzover mij bekend nauwelijks of niet mee bezig. Noem het gerust een lacune in onze kennis van de vissenwereld. Overigens komen heel aarzelend wel wat gegevens los.”

Het zijn volgens De Nie vooral sportvissers die in het veld kennis opdoen over vissen. „Het is jammer dat het vaak bij zichtwaarnemingen blijft, die niet worden opgeschreven.”

De Utrechtse hengelaar en karperpublicist Evert Aalten is iemand die wél gedocumenteerd is. Hij verzamelde inmiddels veel foto's en gegevens over zijn favoriete vis: de karper. Volgens hem kiezen karpers om te paaien voor ondiep, liefst helder water met veel plantengroei. Als het water een temperatuur van 17 tot 20 graden Celsius heeft bereikt, breekt de paaitijd aan.

Het aantal eitjes dat vrouwelijke exemplaren afzetten, is enorm: naar schatting zo'n 100.000 per kilogram gewicht. En dan daarbij te bedenken dat een volwassen karper volgens de encyclopedie kan uitgroeien tot een kolos van 25 kilo! De eitjes zinken langzaam, zwellen op tot hun dubbele volume en hechten zich vast aan waterplanten. Hoeveel tijd er zit tussen afwerpen en uitkomen, hangt af van de watertemperatuur.

Aalten: „Gemiddeld duurt het tussen de drie en de acht dagen. Bij een temperatuur van 20 graden komen de jonge visjes na vijf dagen uit. Ze zinken naar de bodem en leven van het voedsel in hun dooierzakje. Zwemmen kunnen de jonge karpertjes dan nog niet. Drie dagen later, als de dooierzak leeg is en losraakt, stijgen ze op naar het wateroppervlak. Ze vullen daar hun zwemblaas met lucht en gaan voor het eerst zwemmen.”

„De kleintjes gaan dan direct op zoek naar voedsel: raderdiertjes, watervlooien, algen en meer van dat kleine spul”, vertelt Aalten. „Later, als ze groter worden, gaan ze over op muggenlarven, slakken, mosselen, wormen en kreeftachtigen. Relatief veel kleine karpertjes vallen ten prooi aan roofvissen. Soms belanden ze zelfs in de magen van hun ouders. Ze zijn een gemakkelijke prooi, want ze zwemmen erg traag. Als de jonge vissen niet snel genoeg groeien, komen ze trouwens ook de winter niet door. Ze hebben dan te weinig reservestoffen. Pas na twee jaar, als een karper ongeveer een kilo weegt, maakt hij een behoorlijke kans om te overleven”, aldus de karperman.

Komen de gewone karpers in Nederland tot voortplanting, de graskarper niet. Beheerders van watergangen importeerden de riviervis uit China om te laten functioneren als een soort 'onderwatermaaimachine'. Deze soort graast effectief op ongewenste plantengroei. Bioloog dr. De Nie: „De graskarper heeft een landklimaat nodig, met een vrij abrupte overgang van winter naar voorjaar. Hij komt pas tot paaien als de watertemperatuur in de lente heel snel omhooggaat. Onze wateren warmen te langzaam op.”

Kwabaal
„Voor veel vissoorten is een relatief hoge watertemperatuur een belangrijke voorwaarde voor voortplanting, maar de kwabaal legt haar eitjes vreemd genoeg juist als de watertemperatuur op een dieptepunt is”, aldus De Nie. „Hoe dat komt, weten we niet. De wereld van de zoetwatervissen kent nog veel geheimen.”