Wetenschap 22 mei 2001

Vliegenvangers komen te laat aan

Het lukt bonte vliegenvangers niet om zich aan te passen aan de huidige klimaatveranderingen. Dat stellen de ecologen Christiaan Both van de Rijksuniversiteit Groningen en Marcel Visser van het Nederlands Instituut voor Oecologisch Onderzoek (NIOO) in het tijdschrift Nature van 17 mei.

Het voorjaar in Nederland trad de laatste twintig jaar steeds eerder in. Door de gemiddeld hogere temperaturen lopen bomen en struiken eerder uit. De bonte vliegenvanger, die het in de broedtijd vooral moet hebben van insecten die van ontluikend blad leven, keert echter niet vroeger terug uit de overwinteringsgebieden.

In tropisch Afrika kunnen de vogels niet inschatten wanneer in ons land het voorjaar begint. Het is gebleken dat de vrouwtjesvogels na aankomst in alle haast een nest gaan bouwen en eieren leggen.

Onderzoeker Marcel Visser van het NIOO: „Uit empirisch onderzoek blijkt dat de bonte vliegenvanger de laatste twintig jaar steeds vroeger is gaan broeden. Toch zijn ze niet vroeg genoeg om te profiteren van de piekperiode van bepaalde rupsen en vliegende insecten. De bonte vliegenvanger komt gewoon wat te laat voor een optimale maaltijd.”

De vliegenvangers broeden nu ongeveer 10 dagen eerder dan in 1980. Daardoor hebben de vrouwtjes in plaats van twee tot drie weken maar één week om bij te tanken na de reis vanuit de overwinteringsgebieden ten zuiden van de Sahara. De trek vergt een zware inspanning van de vogeltjes. De mannetjes arriveren ongeveer half april in hun broedterreinen in Europa. De vrouwtjes komen een week later.

Ecoloog Christiaan Both: „De mannen zorgen ervoor dat ze territoria veroveren. De vrouwtjes kiezen hun partner op grond van de kwaliteit van het broedgebied. Een bonte vliegenvangerman is dus pas aantrekkelijk als hij een goed territorium bezit.

Wat de trekvogel opbreekt, is het feit dat er in het overwinteringsgebied niets verandert. Pas als de dagen daar lang genoeg worden, gaan ze op reis. Bij aankomst blijkt het hier eerder lente te zijn.

De biologen onderzoeken het reilen en zeilen van de bonte vliegenvanger in het Nationale Park de Hoge Veluwe. Het NIOO volgt de soort daar al vanaf 1959, toen de eerste paren in nestkastjes begonnen te broeden. Anno 2001 zijn daar ongeveer honderd broedpaartjes aanwezig. De ecologen gaan de komende drie jaar aan de hand van de jongste gegevens na waarom de vliegenvangers niet eerder uit Afrika vertrekken.