Wetenschap8 mei 2001

Lichaam en ziel

Door dr. R. Seldenrijk,
Prof. dr. Robert J. White staat in de startblokken een heel lichaam van een hersendode donor te transplanteren. Daarbij moet het ruggenmerg worden doorgesneden.

Pas wanneer in de toekomst het ruggenmerg kan worden geheeld, kunnen de getransplanteerde hersenen het lichaam controleren en ook prikkeling vanuit het lichaam ontvangen. Dat wil zeggen: als de patiënt nu de gevaarlijke ingreep al overleeft, ervaart hij uitsluitend de prikkels die in het hoofd worden opgewekt: zien, voelen (alleen aan het hoofd), ruiken en praten, maar hij kan zich niet bewegen.

Hoe staat het met de 'kwaliteit' van het resterende leven? Alleen het hoofd overleeft. Als straks het ruggenmerg te repareren zou zijn, is transplantatie van het lichaam onnodig! Deze transplantatie heeft dus geen neurologische prioriteit voor mensen met totale verlamming. Is die dan zinvol als het lichaam het op een andere manier laat afweten?

Lichaam is de mens naar zijn uiterlijke, zichtbare, fysieke verschijning (Galaten 6:17). Het lichaam heeft vanaf de conceptie zijn eigen erfelijke eigenschappen. Het lichaam lijkt in al zijn onderdelen te vervangen. Als je het hele lichaam in onderdelen mag transplanteren, mag je dan niet een heel lichaam transplanteren? White ziet hierin geen ethische problemen, omdat de ziel van de mens in de hersenen zetelt.

Er is echter een eenheid van ziel en lichaam: de mens hééft niet een lichaam, maar ís een lichaam; hééft niet een ziel, maar ís een ziel. Die twee aspecten zijn geen twee onafhankelijke, opsplitsbare, naast elkaar staande substanties: een vergankelijk lichaam en een onvergankelijke ziel (dualisme). Ook de ziel kan sterven. Wel kan het vergankelijke door Gods genade onsterfelijkheid ontvángen (1 Korinthe 15:53).

White zit dus gevangen in dualisme. Het menselijke kenmerkt de totale mens. Na lichaamstransplantatie worden twee personen ingrijpend gemixed. Bovendien: wie is eigenlijk de overlevende patiënt? Is dat de persoon van de donor van het lichaam of van het overlevende hoofd van de ontvanger?

De mens is geschapen naar Gods beeld (Genesis 1:27) en dat beeld is volgens Calvijn (in aansluiting op Plato) gezeteld in de ziel (Hebr. nèfèsj; Gr. psuchè). Grieks dualisme is niet bijbels, want ons gehele lichaam is bezield. Ziel en geest is de mens naar zijn innerlijke, onzichtbare, sensibele (voor indrukken vatbare) zijde (2 Korinthe 1:23). Dit begrip duidt op verstand en wil/genegenheden/emoties. Paulus onderscheidt de begrippen lichaam en ziel zonder met de oude Grieken te vervallen in dualisme (= het aannemen van twee onafhankelijke, naast elkaar staande eenheden). In 1 Thessalonicensen spreekt hij over geest, ziel en lichaam. Dat hij hier het innerlijke leven van de mens op tweeërlei wijze aanduidt, heeft geen bijzondere betekenis.

God heeft de ziel toegerust met verstand om daardoor het goede van het kwade te onderscheiden en door het licht van de rede te zien wat we moeten nastreven, aldus Calvijn. Daarom hebben de wijsgeren volgens hem dit leidende deel ”hegemonikon” genoemd (Institutie I.XV.8). Wanneer we ons gezond verstand niet gebruiken, worden we gemakkelijk misleid door de op zichzelf wellicht integere overwegingen van White.

Bloedtransfusie is de simpelste vorm van transplantatie, waartegen vanuit de christelijke ethiek geen bezwaar bestaat. Daarmee is het principe van de transplantatiegeneeskunde geaccepteerd. Blijkbaar is de grens van het begrip bezieling niet absoluut. Hiermee is natuurlijk niet gezegd dat alles wat mogelijk is, mag worden getransplanteerd. Vooral geslachtsorganen en hersenen zijn ethisch zeer problematisch.

In het bovenstaande is al geconstateerd dat lichaamstransplantatie moet worden afgewezen op neurologische gronden en vanwege een dualistische denkwijze. Daarnaast moeten we op redelijke gronden ook wijzen op een vitalistische mensvisie. Lichaamstransplantatie is irrelevant, financieel onverantwoord en een fundamentele bres in iedere ethische overweging ten aanzien van mensvisie, gezondheid en welzijn.

Natuurlijk, het mensenleven is een onwaardeerbaar geschenk van God. Daarop moeten we uiterst zuinig zijn, doch niet in vitalistische zin. Want Gods goedertierenheid is beter dan het leven, zegt David (Psalm 63:4). In het vitalisme ligt alle nadruk op het specifiek biologische van het aardse leven. Dìt hoogste goed is vreemd aan het christelijk geloof. Als het gehele lichaam uitgezonderd het hoofd het laat afweten, is stervensbegeleiding geïndiceerd, geen lichaamstransplantatie!

Gereformeerde ethiek is pelgrimage-ethiek, toegespitst op de overdenking van de dood en het toekomende leven, zo blijkt bijvoorbeeld uit de onovertroffen Ziekentroost achter in het klassieke kerkboek (vgl. Hebreeën 11:8-16; 1 Petrus 2:11,12). „Zalig zijn de doden, die in de Heere sterven, van nu aan. Ja, zegt de Geest, opdat zij rusten mogen van hun arbeid...” Daar aangekomen, zegt geen reiziger: „Ik ben ziek” (Jesaja 33:24; Openbaring 14:13; 21:1-5).

Dr. R. Seldenrijk is directeur van de Nederlandse Patiënten Vereniging