Wetenschap1 mei 2001

Zoeken naar een
betaalbare duizendpoot

Door R. Pasterkamp
De Koninklijke Luchtmacht lonkt naar de JSF, als opvolger van de F-16. Maar er zijn meer kapers op de kust, zoals de Eurofighter Typhoon en de Rafale van de Franse vliegtuigbouwer Dassault. Met de aankoop van een nieuw gevechtstoestel voor de luchtmacht is 12 miljard gulden gemoeid, de grootste Nederlandse overheidstransactie in de geschiedenis.

Boeing-testvlieger Dennis O'Donoghue
De luchtmacht is op zoek naar een breed inzetbaar jachtvliegtuig met een groter vliegbereik dan de F-16. Om de overlevingskansen van de vlieger zo groot mogelijk te maken moet het toestel stealth-kenmerken hebben; die maken het toestel vrijwel onzichtbaar voor de vijandelijke radar. De jager moet zijn doelen vanaf grote (lees: veilige) afstand aan kunnen vallen. Hoge beschikbaarheid van de jager is gewenst omdat de luchtmacht niet het geld heeft om alle 108 F-16's te kunnen vervangen. Men is dus op zoek naar een betaalbare, geavanceerde duizendpoot.

In een vorige maand uitgebracht advies stelt het Nederlands Instituut voor Vliegtuigontwikkeling en Ruimtevaart (NIVR) dat de JSF de beste kandidaat is ter vervanging van de F-16. Bij de luchtmacht zijn ze daar al langer van overtuigd, maar niemand durft het hardop te zeggen. Zelfs de mond van kolonel P. Berlijn, voor de luchtmacht gestationeerd op het JSF-projectbureau in Washington, zit op slot.

De sterke voorkeur voor de Amerikaan is allesbehalve vreemd. De Nederlandse luchtmacht is sterk op de Verenigde Staten gericht. De F-16-piloten krijgen er hun opleiding en draaien er hun belangrijkste grootschalige oefeningen. Tijdens het recente Kosovo-conflict waren de operaties op Amerikaanse leest geschoeid.

Als Nederland kiest voor een ander toestel dan de JSF is dat weggegooid geld, stelt J. Janssen Lok van het gezaghebbende Britse defensie-instituut Jane's Defence en eindredacteur van het periodiek Onze Luchtmacht. „JSF biedt de Nederlandse luchtmacht als enige de mogelijkheid om de hoge mate van standaardisatie met de Amerikaanse luchtmacht, die nu bestaat met de F-16, te continueren. Dat is cruciaal voor een kleine luchtmacht als de Nederlandse en niet alleen om operationele redenen. Het gaat bij de aanschaf van een nieuw gevechtsvliegtuig vooral om de kosten die gedurende de levensduur van ruwweg veertig jaar moeten worden gemaakt voor opleidingen van vliegers en technici, voor logistieke ondersteuning en voor de ontwikkeling en introductie van stapsgewijze aanpassingen en moderniseringen.”

Volgens Lok kan de luchtmacht deze kosten niet betalen als ze niet in zee gaat met een „grote, betrouwbare partner” die zelf duizenden toestellen van hetzelfde type aanschaft. „Puur door schaalgrootte blijven de kosten voor Den Haag betaalbaar. Met de aanschaf van een vloot Eurofighters of Rafales loopt Defensie een te groot risico op te hoge kosten gedurende de tientallen jaren durende loopbaan van deze machines. Dit tijdbomeffect kan op termijn gelijk komen te staan een budgettaire zelfmoord.”

En nog tien jaar wachten, waar een deel van de vaderlandse politiek wel voor voelt. Is de technologie dan beter? „De JSF is de laatste bemande gevechtsjager”, aldus JSF-manager Rick Rezabek van Lockheed Martin in Palmdale. „We hebben de technologie om onbemande toestellen te bouwen, alleen niet op korte termijn.” In 2010, het jaar waarin de Nederlandse luchtmacht een opvolger voor haar F-16's wil hebben, zal de JSF het beste vliegtuig zijn in de wereld, stelt Rezabek onomwonden. „Een van de grootste uitdagingen van JSF is niet het toestel zelf maar de technologische omgeving waarin het wordt gezet. Het zou een vergissing zijn om daar niet bij aan te haken. De JSF kun je niet missen.”

Boeing-testvlieger Dennis O'Donoghue zegt dat hij „nooit voor 100 procent” zal vertrouwen op onbemande vliegtuigen. „Een vijandelijke radar kan worden aangepakt door een onbemand toestel. Maar er zullen altijd doelen blijven, denk aan steden, die met grote precisie moeten worden geraakt. Dan is identificatie door een vlieger nodig.”