Wetenschap24 april 2001

„Astronomen zagen geen
inslag op de maan”

De inslag van een enorm rotsblok op de maan, gezien en opgetekend door astronomen in het Britse Canterbury op 18 juni 1178 na Christus, blijkt een mythe te zijn. In 1976 veronderstelde een geoloog dat op de dag van de inslag de –relatief jonge– maankrater Giordano Bruno zou zijn ontstaan. Het gat is meer dan tien keer zo groot als de bekende Barringerkrater in de Amerikaanse staat Arizona, die een diameter heeft van 1200 meter.

De sterrenkundigen kunnen geen inslag hebben gezien, verklaart de Amerikaanse astronoom Paul Withers van het UA Lunar and Planetary Laboratory. En grote kraters als de Giordina Bruno worden veroorzaakt door een rotsblok met een afmeting van 1 tot 3 kilometer. Bij een inslag van zo'n grote meteoriet slingert er zo veel puin het heelal in, dat het een week lang vallende sterren zou regenen op aarde. Nergens ter wereld is in de aantekeningen van sterrenkundigen melding gemaakt van zo'n meteorenregen.

De 10 miljoen ton maanmateriaal die volgens Withers' berekeningen bij een dergelijke inslag als kleine brokjes in de dampkring van de aarde verbrandt, veroorzaakt een sterrenregen van 50.000 meteoren per uur. Een geweldig vuurwerk, dat niet onopgemerkt kan blijven, aldus Withers. Tijdens de actieve periode van de Lyriden, een sterrenregen die ieder jaar rond 22 april actief is, zijn op het maximum ieder uur slechts tien meteoren met het blote oog zichtbaar.

Het logboek van de Britse sterrenkundigen meldt dat de inslag op de maan op 18 juni 1178 door vijf mensen is opgemerkt. „Het gebeurde ongeveer een uur na zonsondergang. De maan leek in tweeën te splitsen. Vanuit het middelpunt verrees tot twee keer toe een grote vlam.”

Withers doet een poging te verklaren wat de vijf astronomen op de bewuste avond hebben gezien. „De sterrenkundigen in Canterbury zijn mijns inziens getuige geweest van een vallende ster die precies verscheen op de plaats waar de maan die avond aan de hemel stond. Normaal is een vallende ster te zien als een streep licht die langs de nachtelijke hemel schiet, maar in dit geval kwam de meteoor recht op hen af. Dat verklaart ook dat deze vijf mensen de enigen waren die het verschijnsel hebben gezien. Vanaf andere punten op aarde zagen mensen die op dat moment naar de lucht keken een gewone vallende ster.”