Wetenschap | 17 april 2001 |
Niet naar Gods bedoelingDoor drs. A. B. F. Hoek-van Kooten Toen de eerste mens op de maan verscheen, dachten velen dat nu het einde van de wereld wel nabij zou zijn. Zelf heb ik dat bij die gebeurtenis nooit zo gevoeld, omdat het bereiken van de maan meer een kwestie van afstand is. Maar eerlijk gezegd heb ik dat gevoel wel voor het moment dat het kloneren van mensen tot de realiteit gaat behoren. Er wordt dan zo gespeeld en geëxperimenteerd met het menselijk leven zelf, dat dat gewoon niet goed kan gaan. Kloneren gaat veel verder dan ivf, waarbij 'slechts' de zaadcel en de eicel bij elkaar gebracht worden en het kind dus altijd een biologische vader én moeder zal hebben. God heeft het in Zijn schepping zo bedoeld dat een kind zowel van een vader als van een moeder afkomstig is; het kind krijgt zelfs evenveel erfelijke eigenschappen van de vader mee als van de moeder. Dat wordt voor het eerst in de geschiedenis doorbroken met het kloneren. Ieder kind heeft een heel fundamenteel gevoel van het feit dat het een vader en een moeder moet hebben (gehad) en dat het uit hen beiden is voortgekomen. Dit is met het kloneren niet meer het geval, omdat het kind genetisch helemaal afkomstig is van de persoon die het erfelijk materiaal daarvoor geleverd heeft. Ik vraag mij ook af hoe zo'n 'donor' genoemd gaat worden, een mapa? Eigenlijk zijn de vader en de moeder van de 'donor' ook de ouders van de kloon. Het kan niet anders of dit moet identiteitsproblemen voor het kind tot gevolg hebben. Het kan gewoon niet naar Gods bedoeling zijn dat een kind uit erfelijk materiaal van de een of andere huidcel of welke cel dan ook verwekt wordt. Het erfelijk materiaal dat zich in die cellen bevindt, is niet bedoeld voor de voortplanting maar voor het maken van die cellen zelf. Er zijn bovendien heel veel experimenten nodig om tot een resultaat, een kloon, te komen. Er zullen heel veel donoreicellen nodig zijn die vanwege de grote hoeveelheid notabene door verschillende vrouwen moeten worden geleverd waar dan de kern met het erfelijk materiaal van de vrouw die de eicel heeft geleverd uitgehaald wordt en vervangen wordt door het erfelijk materiaal uit de kern van een of andere cel van het overleden kindje. Bovendien zijn er heel veel draagmoeders nodig om die aldus bewerkte eicellen met dus het erfelijk materiaal van de 'donor' in terug te planten, omdat de kans van slagen zo ontzettend klein is. Alle grenzen van het huwelijk, van het totstandkomen van een zwangerschap tussen man en vrouw, worden op deze manier gigantisch doorbroken. De ouders uit bovenstaand artikel willen per se een kopie van hun overleden kind. Op zich is het verlangen naar hun overleden baby goed te begrijpen. Vroeger, toen er nog een grote kindersterfte was, werd menig kind vernoemd naar een overleden broertje of zusje. Dat gaf al een enorme belasting voor het vernoemde kind. Een overledene wordt nu eenmaal vaak geïdealiseerd, wat een enorme druk geeft op het 'vervangingskind'. Veel van die 'vervangingskinderen' kwamen hiermee later in de problemen, omdat zij niet aan het ideaalbeeld van het overleden broertje of zusje konden voldoen en ook omdat ze kennelijk geen eigen identiteit mochten hebben. Dat zal er voor het kind dat gekloneerd is uit een overleden 'broertje' alleen maar erger op worden. Men beoogt met het kloneren zelfs een identiek kind te produceren het woord verwekken is hier niet op z'n plaats, omdat dat immers veronderstelt dat er een vader en een moeder aan te pas komen. En hoewel het kloonkind er in werkelijkheid het-zelfde uit zal zien als het overleden kind, het zal nooit de-zelfde kunnen zijn als het overleden kind. Hoe leg je dit later allemaal uit aan het kind zelf? En, last but not least, de kloon zelf, om wie het allemaal gaat, kan er niet eens in meebeslissen, er toestemming voor geven. Er is in de hele wereld, ook bij artsen, een gevoel dat het kloneren van mensen toch echt een stap te ver is. Echter, een ketting is zo sterk als haar zwakste schakel. Er hoeven maar een paar mensen (artsen, sekten) te zijn die het voorstaan en het gebeurt. Juist nu die mogelijkheid bij mensen zich lijkt voor te doen, wordt de spanning om dat te bereiken alleen maar groter. De gedachte dat alles wat in principe mogelijk is, altijd wel door iemand of iets bewaarheid zal worden, geldt ook hier weer. En het zal hier niet bij blijven. Het is straks wellicht mogelijk om erfelijk materiaal uit bijvoorbeeld het botweefsel van een farao of wie dan ook te halen, om zo alsnog een kloon van hem te kunnen maken. Als een kind komt te overlijden, geeft dat een enorm verdriet. Juist voor christenouders kan het tegelijk een rust en blijdschap geven dat hun gestorven kind op de jongste dag weer zal opstaan. Dat is, ondanks het gemis, een enorme troost en daar mag naar worden uitgezien. Drs. A. B. F. Hoek-van Kooten is docente geneeskunde aan de Christelijke Hogeschool Ede |