Wetenschap 27 maart 2001

Verbod op export oude accu's stimuleert vervuiling in Filipijnen

„Laat derde wereld
rommel recyclen”

Door S. J. van Leeuwen
– Afval is een berg geld waard, vooral in de derde wereld. Met de ontdekking van de westerse rommel hebben de arme landen een goudmijn van formaat aangeboord. Oud spul blijkt goede handel; en niet alleen voor de handelaar maar ook voor het milieu.

Nederland beschikt over een groot inzameltalent en het verzamelen van afval is hier goed geregeld. Groente- en fruitresten verdwijnen in de gft-bak, batterijen in een potje op een toonbank en de kerk of de muziekvereniging haalt het oud papier op. Burgers scheiden braaf hun afval, de overheid zorgt voor glascontainers, papierbakken en depots voor chemisch afval. Overheidscampagnes maken de burgers bovendien bewust van het milieuprobleem. Toch kan met dat typisch westerse talent nog meer gewoekerd worden als het afval in de derde wereld een recyclebeurt krijgt. Dat lijkt vreemd, want van de industrie in derdewereldlanden hebben maar weinig mensen een hoge pet op. „Het nettovoordeel zie je alleen in vergelijking met de primaire industrie”, meent dr. P. van Beukering, die vrijdag promoveerde op een onderzoek naar het effect van recycling en internationale handel op het milieu.

Verdringen
Volgens de milieueconoom levert de recycling van afval door derdewereldlanden op zich geen winst op voor het milieu. Het voordeel zit 'm in het verschil in kennis. Om schoon te produceren is in ontwikkelingslanden de stand van de techniek van de primaire industrie nog niet groot genoeg. „De primaire industrie is daar bijzonder vervuilend. Wij hebben een hogere technologiekennis. Die is daar nog niet zo opgedrongen door de overheid.”

In het Westen vervuilt produceren bijna niet meer. Volgens de promovendus is een papierfabriek in Zweden erin geslaagd een energieoverschot te kweken door bast en reststoffen te verbranden. „Het water komt er ook net zo schoon de fabriek uit als het erin gaat.”

Voor het maken van goederen uit afval –de secundaire industrie– is de kennis wel aanwezig in ontwikkelingslanden. „Het grote voordeel van het hergebruik in ontwikkelingslanden is dat je door de secundaire industrie daar te laten werken, je dus die primaire industrie verdringt.”

Behalve het milieu heeft ook de economie baat bij de handel in afgedankte rommel. Het verwerken van tweedehands goederen is voor een groot deel uitzoeken en kost dus veel arbeid. Doordat de arbeid daar goedkoop is, is het verwerken van tweedehands goederen daar ook goedkoper. Bovendien is er een grote markt voor deze spullen. Van Beukering: „Dat komt doordat wij kritischer zijn. Bij ons moet papier wit zijn, bij hen niet. En zij kunnen het vaak voor de helft van de prijs. Daardoor is de afname groter dan in het Westen.”

Internationale contacten zijn daarom van groot belang om het inzameltalent en het verwerkingstalent met elkaar te verbinden. „Door internationale afvalhandel wordt er meer gerecycled dan zonder die handel het geval zou zijn.” Als voorbeeld noemt Van Beukering de loodrecycling op de Filipijnen. De constante aanvoer van oude accu's zorgde ervoor dat de recycling geprofessionaliseerd werd. In plaats van kleine loodsmelterijtjes in de achtertuin, verrezen moderne fabrieken. Totdat het Westen de export van oud lood verbood. „De Filipijnse accu's zijn weer verbannen naar de kokende pot in de achtertuin.”

Een verbod op de uitvoer van afvalplastic zorgde voor een soortgelijk probleem in China. „Dat land is de grootste importeur van afvalplastics in de wereld. Door een aantal incidenten aan het eind van de jaren negentig, toen containers met niet-recyclebaar plastic uit Europa en de Verenigde Staten werden onderschept, verbood de Chinese regering de invoer van afvalplastics. Voor de lokale recyclers, die erg afhankelijk waren van buitenlands plastic, was dit een groot probleem.”

De promovendus hekelt daarom het idee dat ieder land voor zijn eigen afval moet zorgen. „Internationale handel strookt niet met ons idee om voor ons eigen afval te zorgen.” Daarom is het Verdrag van Basel gesloten, waarin de export van veel afvalstoffen is verboden. „Ik ben geen voorstander van het opheffen van het verdrag, maar nu is het alleen negatief, gericht op het inperken van de afvalstoffenexport. We zouden voor materialen waarvoor er lokaal een verwerkingscapaciteit bestaat, een uitzondering moeten maken. Het is iets te kort door de bocht geweest om de export naar alle ontwikkelingslanden te verbieden.”

Keerzijde
„Natuurlijk is er over zo'n verbod op looduitvoer wel nagedacht. Maar het is gemakkelijker om een algemeen verbod te handhaven dan een verdrag met uitzonderingen. Ik zeg daarmee niet dat het verbod op lood moet worden opgeheven, maar de keerzijde van de medaille is dat als zo'n verbod bestaat en je het land dus een afvalstroom onthoudt, het milieu er slechter van wordt. Het is moeilijk om uitzonderingen te maken, maar het is wel een mogelijkheid.”

Van Beukering ziet nog een andere mogelijkheid. „In het verdrag is een passage opgenomen over een fonds voor technologische steun van de derdewereldlanden. Het verdrag biedt daarmee voldoende mogelijkheden.”

In zijn proefschrift doet Van Beukering een aantal aanbevelingen. „De controle op internationaal verhandelde secundaire goederen moet worden vergroot. Het exporterende land is daartoe het beste in staat.” Verder noemt hij het „wenselijk” om de markt voor afgedankte rommel te stimuleren, „onder andere met behulp van internet.” Nederland de –recyclekampioen– kan daarin een voortrekkersrol spelen.