Wetenschap | 20 maart 2001 |
Technische topprestatie Door J. Reijnoudt Vijftien jaar is de bewoonde satelliet bewijs geweest van technische topprestaties. Voor veel kosmonauten was het daarnaast een veilige buitenpost, waar ze desalniettemin tijdens hun vaak maandenlang verblijf zo nu en dan, soms letterlijk, voor hete vuren stonden. Het staat dan ook onomstotelijk vast dat de Russen de lijst aanvoeren van landen met ervaring in een ruimtestation. Bij alle pech die ze ermee gehad hebben, valt de Russen niet te verwijten dat ze een slecht ruimtestation hebben gebouwd. Mir is inmiddels vijftien jaar oud sinds 20 februari maar was ontworpen voor een diensttijd van niet meer dan vijf jaar. Weliswaar zijn verschillende aangekoppelde laboratoria nog relatief nieuw, maar het ontwerp voor het centrale computersysteem dateert uit de jaren '70. De Amerikanen wonnen dan wel de race naar de maan, maar konden tot voor kort op het terrein van bemande ruimtestations slechts wijzen op hun Skylab. Dat lanceerden ze in 1973 en het telde in totaal niet meer dan drie bemanningen, die er respectievelijk 28, 56 en 84 dagen in om de aarde draaiden. De opvolger van Skylab zou een station worden met een telkens opnieuw bruikbaar ruimtevliegtuig, de spaceshuttle, om relatief goedkoop met bemanning en materialen te kunnen pendelen. De spaceshuttle is afgezien van het tragische ongeluk met de Challenger in januari 1986 een succes, het eigen ruimtestation is er echter om financiële redenen nooit gekomen. Uiteindelijk is in het begin van de jaren negentig besloten om een internationaal ruimtelaboratorium te bouwen, waarbij de Amerikanen sterk leunen op de ervaring van tientallen Russische technici en vooral kosmonauten. Ook in materieel opzicht kan de NASA kennelijk niet zonder de Aziaten. Bij de teloorgang van Mir kunnen de Russen erop wijzen dat het eerste onderdeel van het International Space Station (ISS), Zarja, van Russische makelij is en al sinds november 1998 om de aarde draait. De Zarja, oftewel Dageraad, vertrok ook niet met een Amerikaanse spaceshuttle, maar is met de beproefde Russische Protonraket in een baan om de aarde gebracht. Mochten de Russen nog twijfelen aan hun imago, dan hoeven ze slechts terug te denken aan de lancering van de eerste bemanning voor het ISS, vier maanden geleden. De driekoppige ploeg telde slechts één Amerikaan, die mocht dan in het ISS wel de leiding hebben, maar de lancering gebeurde vanaf de basis Baikonoer in Kazachstan. Vanaf die plaats werd veertig jaar geleden ook de eerste satelliet, de Spoetnik, de ruimte in geschoten. Daar vertrok ook de eerste ruimtevaarder, Joeri Gagarin, voor een reis van welgeteld één rondje om de aarde. En het was ook met het rakettype van Gagarin, de Sojoez, waarmee vorig jaar de bemanning naar het ISS vertrok. Mooiere kroon op veertig jaar ruimtevaartervaring hadden de Russen zich nauwelijks voor kunnen stellen. Natuurlijk valt er ook wat af te dingen op de Aziatische inbreng in het ISS. Stampvoetend hebben de Amerikanen de lancering van de Zarja moeten afdwingen. In Baikonoer deden zich twee problemen voor met beide dezelfde oorzaak: Zarja was niet op tijd af te krijgen en de bouw van een nieuwe Protonraket ging ook niet van een leien dakje, allemaal vanwege een langdurig en nijpend tekort aan roebels. Saillant detail: de Amerikanen hebben inmiddels de Zarja gekocht. Nu kan de NASA zeggen dat ook het eerste onderdeel van het ISS Amerikaans is en de Russische ruimtevaartorganisatie heeft weer een beetje dollars om op tijd te zijn met de volgende bijdrage aan het ISS, dacht de NASA. Het is echter aannemelijk dat de Russen die dollars snel geïnvesteerd hebben in de bouw van de Progressraket die deze week voor een veilige aftocht van Mir moet zorgen. Slim. |