SpijkerbroekDoor S. M. de Bruijn Met de spijkerbroek aan naar de kerk? Onbestaanbaar, zal menigeen zeggen. Je gaat toch ook niet met je werkkleren bij de Koningin op bezoek? Spijkerbroekverslaafden zouden zich kunnen beroepen op de motieven van de eerste jeansdrager een goudzoeker die stevige zakken nodig had voor de goudklompjes die hij aantrof om met datzelfde doel de kerk te bezoeken. Gemakshalve vergeten we dan dat de denimbroek in de roerige jaren zestig hét symbool was van de hippiebeweging, met als kenmerken: flowerpower, rockmuziek, lang haar, veel drugs en vrije seks.
De original jeans zijn afkomstig van de westkust van de Verenigde Staten, waar halverwege de negentiende eeuw een Duits-Joodse immigrant, Levi Strauss, zijn waren aanprijst. Strauss wil meedeinen op de golven van de goudkoorts, die in enkele maanden tijd een verhonderdvoudiging van de bevolking van San Francisco heeft veroorzaakt. Het verhaal gaat dat een haveloze goudzoeker zich bij hem aandient wiens kleren tot op de draad versleten zijn door het zware werk in de mijnen. De man wil een broek van stevig materiaal en Strauss gebruikt het sterke bruine zeildoek waarin hij zijn spullen heeft verpakt tijdens de tocht dwars door de States. Strauss kleurt het blauw en het wordt een succes. Centenzakje Tot zover de mythe. Wat wel klopt, is dat Strauss in 1872 een brief krijgt van een kleermaker uit Reno, Jacob Davis, die op het idee is gekomen de broekzakken van de mijnwerkers te verstevigen met klinknageltjes. Davis wil patent aanvragen, maar beschikt niet over de vereiste 68 dollar. Levi helpt de man, en de twee beginnen een bedrijf. Het patentnummer is 501, tot op de dag van vandaag de aanduiding voor de populaire five pocket van Levi's: een broek met twee zakken voor en twee achter, en een centenzakje in de rechtervoorzak. Die vijfde zak zit oorspronkelijk op de dij, om gereedschap in te bewaren. Het etiket vertoont sinds 1886 twee paarden die proberen een Levi's stuk te trekken. De spijkerbroek dankt zijn succes dan ook aan de ijzersterke stof, denim. Die naam is een verbastering van serge de Nîmes, een weefstof van wol en zijde uit de Franse stad Nîmes. Vreemd, want Strauss werkt al vanaf het begin met denim van het veel sterkere katoen. Tegelijkertijd bestaat er een stof die jean heet, genoemd naar de Italiaanse stad Genua. Jean is een mengsel van katoen met linnen of wol. Pas sinds de jaren zestig van de twintigste eeuw gebruiken Amerikaanse jongeren de term jeans voor spijkerstof, maar de juiste naam is denim. Karakteristiek aan de spijkerstof is de manier waarop de stof geweven is. Het is een zogenaamde keper, waardoor de stof een diagonale lijn lijkt te hebben. De fabrikant spint fijne garens uit de balen katoen en dompelt die in de karakteristieke indigokleurstof vroeger afkomstig uit de plant Indigofera tinctoria, maar nu synthetisch. De weefmachine gebruikt de gekleurde garens als kettinggarens, die in de lengterichting de buitenkant van de stof vormen. De binnenkant van de weefstof is een ongeverfde inslaggaren, in horizontale richting. De 'ouderwetse' _maar inmiddels weer verkrijgbare_ denim is "ring-spun": de katoenvezels zijn bij het spinnen in ,,n richting gekamd, waardoor het garen sterker is. Ring-spun-denim is soepeler en geeft een fijner weefsel. De denim komt de fabriek binnen op rollen van ongeveer 250 kilo. De kleermakers gebruiken een elektrische zaag om 120 lagen stof tegelijk te knippen; één rol is goed voor zestig spijkerbroeken. Versleten Sterk of minder sterk, het gros van de spijkerbroeken slijt tegenwoordig amper nu er geen cowboys en goudzoekers meer zijn. Maar terwijl de fabrikant zijn best doet de denim haar originele kleur te geven, willen de meeste spijkerbroekendragers er toch uitzien als mijnwerkers, met versleten en gerafelde kleren. Daar bestaat een scala aan technieken voor. Het bekendst is stonewash, ingevoerd in 1978. Een reusachtige wasmachine met brokken ruwe puimsteen zorgt ervoor dat de broeken bleek en soepel worden; voor het stonewashen van 130 spijkerbroeken is 150 kilo puimsteen en 680 liter water nodig. Afhankelijk van het gewenste effect duurt de behandeling één tot zes uur. Steengruis in een nieuwe broekzak is het bewijs van echtheid. Dat de stof nu minder sterk is, neem je op de koop toe. Bleken kan ook sneller: spoelen met hypochloriet, keukenkastjeschloor, tussen de 10 en 30 minuten bij 55 tot 65 graden Celsius geeft het gewenste resultaat. Wie er echt haveloos bij wil lopen, kiest voor het marmereffect, een Italiaanse vinding uit 1986. Dat is te bereiken met een zogenaamde zure wasbeurt: een machine bestempelt de spijkerstof met droge puimsteen die verzadigd is met hypochloriet zodat het bleekeffect alleen optreedt op de plaatsen waar de steen de stof raakt. Om energie en het milieu te sparen, maakt de spijkerbroekenindustrie tegenwoordig echter gebruik van biotechnologie: een enzym uit schimmels of bacteriën, cellulase, breekt de buitenkant van de katoenvezels af. Het effect is hetzelfde als dat van stonewash, maar het proces verloopt veel sneller en bij een lagere temperatuur. Het mag zelfs niet te lang duren, want dan blijft er niets van de broek over. De jaarlijkse wereldproductie aan spijkerstof is genoeg om tien keer de oppervlakte van de aardbol te bedekken. Levi Strauss & Co. is de grootste fabrikant, met spijkerbroeken in 108 maten en twintig soorten stof. De gemiddelde Amerikaan heeft zes tot zeven spijkerbroeken in zijn garderobe hangen, en in Nederland gaan jaarlijks 15 miljoen spijkerbroeken over de toonbank. In 1958 schrijft een Amerikaanse krant dat zo'n 90 procent van de Amerikaanse jongeren z'n jeans overal draagt, behalve in bed en in de kerk. Nu er nachtkleding van spijkerstof te koop is en zelfs de kerk niet gevrijwaard blijft van denim, zijn ook die barrières geslecht. |
In de serie Uitgedacht
verschijnt wekelijks een
artikel over een alledaags
gebruiksvoorwerp dat niet
meer uit de samenleving is
weg te denken. Hoe zit het
in elkaar en wie heeft het
bedacht? De geschiedenis,
de werking en het belang
ervan staan in deze reeks
artikelen centraal.
Serie Uitgedacht
|