Wetenschap6 maart 2001

Ontwikkeling markervaccin
verloopt moeizaam

Door Janneke Hak
Een windvlaag uit de goede richting is voldoende om het mond- en klauwzeervirus kilometers ver te verspreiden. Via het land tientallen kilometers en over zee misschien wel honderden kilometers ver. De ziekteverwekker kan de afstand tussen Groot-Brittannië en Nederland in principe door de lucht overbruggen. Maar de kans dat het virus meelift met tractorbanden, schoenen en besmette dieren is vele malen groter.

Het weer speelt bij de verspreiding van de ziekte een duidelijke rol. Het virus kan niet tegen droogte. Ultraviolet licht en warmte –afkomstig van de zon– doden het virus buiten het lichaam snel. Vochtig en koud weer, zoals de laatste weken in Engeland, komt uitbreiding van de epidemie ten goede.

Een medicijn tegen mond- en klauwzeer is niet voorhanden. De verwekker van de infectieziekte is een virus, daar helpen antibiotica niet tegen. Die medicijnen zijn alleen geschikt om een bacterie-infectie te bestrijden. Een vaccin bestaat wel, maar is sinds 1991 niet meer toegestaan binnen de Europese Unie. Daartoe is besloten omdat de antistoffen tegen het virus in het bloed van gevaccineerde dieren niet te onderscheiden zijn van dieren die een infectie hebben doorgemaakt. Om de ziekte volledig uit te bannen, willen mond- en klauwzeervrije landen zoals de Verenigde Staten en Japan alleen vlees importeren dat 100 procent zeker virusvrij is. Gevaccineerde dieren voldoen niet aan dat criterium.

Een markervaccin maakt onderscheiding wel mogelijk. Voor varkenspest is zo'n vaccin al leverbaar. „Antistoffen in het bloed van een varken dat is ingeënt met een markervaccin, zijn met behulp van een laboratoriumtest te onderscheiden van antistoffen die een dier bij zich draagt dat de ziekte onder de leden heeft”, legt Erna Balk, woordvoerster van het Instituut voor Diergezondheid in Lelystad (ID-Lelystad), uit. „Een markervaccin bestaat uit een dood virus waarbij een stukje uit de eiwitmantel van het virus is weggehaald. Daardoor maakt het dier tegen het vaccin een iets andere antistof dan tegen het echte virus. Een laboratoriumtest kan dat verschil aantonen. Het ingeënte dier is volledig beschermd tegen de ziekte.”

Wetenschappers zijn er nog steeds niet in geslaagd een markervaccin te maken tegen het mond- en klauwzeervirus. Balk: „We hebben te maken met een zogenaamd naakt virus. Dat betekent dat er geen eiwitmantel omheen zit. Onderzoekers zijn er nog niet in geslaagd een ander deel van het virus te veranderen om zo een markervirus te ontwikkelen.”

Voor het geval dat in Nederland mond- en klauwzeer uitbreekt, liggen bij ID-Lelystad vaccins opgeslagen. Er bestaan zeven verschillende typen van het virus (A, O, C, SAT1, SAT2, SAT3 en Asia1). „Het type dat nu in Groot-Brittannië heerst, is van het type O, subtype Pan Asian. Deze variant duikt de laatste jaren steeds weer op in Azië en is ook in Zuid-Afrika en Zuid-Amerika gesignaleerd. We hebben vaccins voor ongeveer 1,5 miljoen dieren tegen dit subtype in voorraad”, aldus Balk. Binnen vier dagen na inenting is het dier tegen de aandoening beschermd.

Weinig ziekten verspreiden zich zo snel als mond- en klauwzeer. Een virus dat een lichaamscel binnendringt, weet zich binnen een paar uur zo'n 100.000 keer te vermenigvuldigen. De cel barst open en elk nieuw virusdeeltje dat vrijkomt, kan een nieuwe cel infecteren, binnen hetzelfde dier of daar buiten. Nadat een dier in contact is gekomen met het virus, duurt het twee tot twaalf dagen voordat de eerste ziekteverschijnselen zich openbaren. Omdat het dier er niet direct ziek uitziet, is de hele kudde al besmet voordat het eerste dier ziekteverschijnselen vertoont.

Alle eenhoevige dieren, zoals runderen, varkens, schapen, geiten en herten, zijn vatbaar voor mond- en klauwzeer. Koeien reageren volgens de woordvoerster van ID-Lelystad het heftigst op het virus. „Ze produceren veel speeksel, krijgen blaren op tong, lippen en hoeven en hebben hoge koorts. Het dier ziet er zichtbaar ziek uit, eet slecht, loopt kreupel door de pijnlijke blaren aan de klauwen en de melkproductie daalt.”

Na een paar dagen springen de blaren kapot. Daarbij komen niet alleen enorme hoeveelheden virus vrij, maar ligt ook de huid open, waardoor bacteriën een kans krijgen een tweede ontsteking te veroorzaken. „Veel koeien krijgen last van uierontsteking. De ziekteverschijnselen houden een paar weken aan, waarna het dier blijvend kreupel blijft. Zo ver komt het in de praktijk meestal niet. De dieren worden zo snel mogelijk afgemaakt. Voor volwassen dieren is de ziekte niet dodelijk. Jonge dieren, vooral biggen, overleven mond- en klauwzeer meestal niet.”

Varkens ontwikkelen hetzelfde ziektebeeld als runderen, maar in iets lichtere mate. Wel scheiden ze meer virus uit dan runderen. De ziekteverschijnselen bij schapen en geiten zijn nog minder uitgesproken. Vaak valt alleen de kreupelheid op, zegt Balk. „Het is in principe mogelijk dat schapen de ziekte doormaken zonder dat de boer dat opmerkt. De melding van vorige week dat drie ingevoerde schapen in Duitsland in hun bloed antistoffen tegen het virus zouden hebben, bleek later vals te zijn. De laboratoriumtest was niet goed afgesteld.”

Mond- en klauwzeer is niet besmettelijk voor de mens, maar hij kan de ziekteverwekker wel een paar dagen bij zich dragen en zo verspreiden. Vergelijkbare symptomen bij de mens –hand, voet- en mondziekte– worden veroorzaakt door een ander virus.

In Groot-Brittannië wordt op elk boerenbedrijf waar mond- en klauwzeer is vastgesteld de complete veestapel afgemaakt en ter plekke verbrand. In Nederland is zo'n brandstapel volgens Balk verboden. „Het is niet duidelijk wat het effect van verbranden op het virus is. Er gaan geruchten dat de verbranding onvolledig is en het virus op die manier zich juist verspreidt. In Nederland worden alle dieren op het bedrijf afgemaakt en vervolgens getransporteerd naar een destructiebedrijf. Daar worden de dieren in een oven op een veilige manier verbrand.”