De pizzaboer van CERNDoor S. M. de Bruijn Een officieel jubileum rond het tienjarig bestaan van het world wide web heeft het CERN niet gevierd. Het is moeilijk om een precieze datum vast te stellen, zegt de in het Vlaamse Tongeren geboren Robert Cailliau (53). Het kon ook wel maart 1999 geweest zijn, tien jaar nadat Tim zijn oorspronkelijke voorstel deed, nog zonder de naam world wide web. Of november 2000, tien jaar na het gemeenschappelijk voorstel, dat wel die naam droeg. Maar ik moet eerlijk zeggen dat de gedachte aan een jubileum me niet erg opwindt... Het world wide web is in de periode van een decennium enorm gegroeid, maar ook dat relativeert Cailliau: Er was maar een dikke tien jaar tussen de Spoetnik en Neil Armstrong op de maan, slechts zeven jaar tussen Bardeens laboratoriumtransistor en Sony's eerste pocketradio, tien jaar tussen Stephensons Rocket en een dubbel spoor van Genève naar Lausanne. En in die tijden en met die technologieën moest er ook nog materiële infrastructuur gebouwd worden. Voor het world wide web lag internet er al, en de telefoonlijnen ook. Coca Cola Niet alleen nuchterheid kenmerkt de Vlaming, ook zijn werkijver. Cailliau beschrijft de beginjaren van het web als een tijd waarin de pizzaboer een goede klant had aan CERN. Vooral Ari Luotonen (een Finse programmeur die in 1993 bij CERN kwam, SMdB) leefde van Coca-Cola en pizza's. Mijn eigen gezinsleven heeft er zeker van 1992 tot 1997 onder geleden. Tot in 1998 ging bijna iedere avond en ieder weekend eraan. Vakantie was gelijk aan een paar extra dagen in een exotisch oord waar je naartoe geïnviteerd werd om er een voordracht te houden, die je tijdens de vlucht op de laptop in elkaar stak. Ondanks die ijver had Cailliau er de handen aan vol om anderen warm te maken voor het project van hemzelf en Berners-Lee, vooral in de beginjaren. Hardware hadden we nooit tekort en bureaucratische rompslomp was heel licht in vergelijking met wat ik ondervind in de meeste andere instellingen. Nee, het was vooral de moeilijkheid aan de ene kant CERN ervan te overtuigen iets te doen wat niet natuurkunde was (onmogelijk dus, alleen al wegens ons charter) en aan de andere kant enthousiasme vinden in Europa, waar er helaas niets meer over was aan informatica-industrie. Dat gaat nu een beetje beter, maar het is nog altijd ernstig. Die houding verbeterde toen steeds meer wetenschappelijke instellingen webservers installeerden. In de loop van 1993 drong ook tot Cailliau door dat die naam world wide web niet te pretentieus was geweest en dat er inderdaad iets van wereldformaat tot stand was gekomen. Ik denk dat dat gebeurde toen ik de site van Kevin Hughes zag: een volledige beschrijving van een tentoonstelling over dinosauriers in Honolulu. De site werd eind mei 1993 geopend en bestaat nog steeds. 105 dagen na de start waren de pagina's zo'n 135.000 keer bekeken. Bezoekers van de dinosaurus-website konden de plaatjes vergroten en een gesproken uitleg beluisteren. Een demonstratie van de site haalde de Europese Unie over om subsidie te verlenen aan het web. Commercie Cailliau is nu hoofd van het Web Office van Cern. Hij gebruikt het web vooral binnen CERN. Privé gebruik ik het niet veel. Ik zoek wel wat over software, reizen en andere info. Wetenschappelijk gebruik ik het ook niet zoveel. Maar binnenin CERN draait natuurlijk alles op het world wide web, inklusief de administratie. Een van de grieven van Cailliau is dat het web ten prooi gevallen lijkt aan de commercie. Een aspect dat hier veel mee te maken heeft, is de toenemende monopolisering: een handvol bedrijven lijkt straks de dienst uit te gaan maken op mediagebied. Is het een bedreiging dat straks Bill Gates, Bertelsmann en Berlusconi bepalen wat we zien, of is het web naar zijn aard zo dat er volop ruimte over blijft voor andere meningen? Er is ruimte voor, daaraan is geen twijfel mogelijk. Het is evenwel niet gemakkelijk om zelf een server op te zetten die goed is. Dat vereist een gans team: je hebt niet alleen inhoud nodig, maar ook inkleding. Je moet iemand in het team hebben die wat weet van de technologie: wat wel en niet mogelijk is met e-mail, html, enzovoort. En dan is er de hele rhetoriek: iemand die iets op papier kan zetten, is niet noodzakelijk goed in werken met hypertekst. Organiseren van informatie op een webserver vraagt totaal andere literaire bekwaamheden dan wat we in de taalwetenschap geleerd hebben voor het schrijven van een gestructureerd opstel. Een deel van de monopolisering komt ook wel doordat de mensen maar één brein hebben. Vroeger lazen de meeste mensen toch ook niet meer dan één krant, en soms eens een boek. Maar dat waren toen lokale kranten, dus er waren wel veel kranten, maar niet noodzakelijk een grote verscheidenheid aan wat de lezer zag. Nu zijn de media niet meer lokaal, maar de verscheidenheid van wat men bekijkt is misschien toch niet afgenomen. Dus het is voor mij niet duidelijk of het nu erger is dan vroeger of beter. Wat uiteraard wel wat angstwekkend is, is de macht die wereldconcerns hebben, maar daar kan wat aan gedaan worden. Europees gaan denken in plaats van landelijk is al een stap. Betalen voor informatie Om de op internet zo algemene reclame te voorkomen, bepleit Cailliau het invoeren van betaling voor kwalitatief goede informatie. Wat mij al zeven jaar verwondert is dit: waarom hebben we nog altijd geen werkend betaalsysteem voor informatie? Laat me eerst benadrukken: ik ben géén voorstander van een internettax of een verplíchting om voor informatie te betalen. Het is de andere kant die ik op wil: als je vandaag een webservice wilt opbouwen van goede informatie, zeg bijvoorbeeld een krant, dan ben je verplicht te kiezen tussen deze drie modellen: (A) je geeft alles gratis weg op www, (B) je verkoopt jaarabonnementen en geeft in ruil naam en wachtwoord (met alle problemen daaraan verbonden) (C) je stop je pagina's vol met reklame, en je leeft van die reklame. Het vierde model is op dit ogenblik technologisch mogelijk, maar niet beschikbaar: (D) je bepaalt voor elke pagina wat die waard is: sommige zijn gratis (bijvoorbeeld de home-page) andere zijn erg duur (het allerlaatste, of exclusieve nieuws), weer andere daar tussenin. De server vraagt de browser van de lezer de prijs elektronisch te betalen. De lezer betaalt wat hij of zij ziet, niet een groot abonnementsbedrag. En het gaat ook zonder wachtwoord. Voordeel van dit systeem is dat de aanbieder van informatie onafhankelijk is van sponsors. Je kan ook alle mogelijke combinaties maken, met of zonder reklame. Ik ga hier niet in op allerlei technische details. Mijn vraag is: waarom heeft men met dit model nooit geëxperimenteerd? Het draait duidelijk met veel succes op de Franse Minitel-servers. Is dat omdat we vastzitten in een Amerikaans model van denken wanneer het gaat over radio, tv en nu internet? Entertainment Een andere component die de afgelopen jaren sterk in opkomst is, betreft de entertainmentsector. Zelfs de eerste computers, eind jaren veertig, werden gebruikt voor een spelletje schaak, maar dat staat in geen verhouding tot wat er nu via en op het web gebeurt. Dat varieert van het nog steeds onschuldige spelletje schaak maar nu met een tegenstander aan de andere kant van de wereld tot het massaal en illegaal downloaden van muziek, video's en porno. Zou het niet beter zijn om het web als het ware in lagen te splitsen: een reclameloos, schoon en serieus web dat gericht is op objectieve informatie van gegarandeerde kwaliteit, en een laag waar commercie en entertainment de boventoon voeren? Cailliau ziet daar niet zoveel in. Splitsen kan je doen met gebruik van de links. Maar het heeft niet veel zin om dat 'zuiverder' te doen. Uiteindelijk gaat het om schakeringen: als je in een stad rondloopt wil je toch ook niet een scherpe grens tussen het burgerlijke deel en de rode licht districten. Het kan best wel een interessante langzame overloop zijn daartussen. Anders krijg je ghettos. Nee, ik wil bij alles kunnen, van om het even waar. De meningen en de waarden evolueren, muren bouwen is niet gezond.Hiermee wil ik niet zeggen dat er geen illegale dingen op world wide web gebeuren, en dat daar niets aan gedaan hoeft te worden. Illegaal dowloaden is vooral een probleem voor de tussenpersonen. Ik kom nog maar eens terug op mijn 'micropayments': als ik direct van de artiest een stuk muziek kan downloaden voor een schappelijke prijs (bijvoorbeeld 1 euro) dan ben ik best bereid dat te betalen. Als de distributiemaatschappij daarvoor 30 euro wil doen betalen, terwijl ze uiteindelijk zelf niet aan creatief muziekschrijven doet, dan begrijp ik best dat de mensen een kopie maken. Laten we duidelijk zijn: je kan de digitale revolutie niet tegenhouden, ze is er. Distributie op materiële substraten van informatie is aan het ineenstorten: dat geldt voor muziek, beelden, video, teksten (dus platen, banden, boeken). De tussenpersonen zullen daar dus noodzakelijk verdwijnen. Dat wil niet zeggen dat in de directe relatie tussen artiest en toeschouwer/luisteraar er geen plaats is voor een vergoeding. Hypertext Critici die nadelen van het internet willen aangeven, wijzen vaak op het verschijnsel hypertext. Vandaag de dag pompen de media mensen vol met impressies, beelden en schreeuwerige reclame, en ook webpagina's bedenken steeds meer foefjes om op te vallen. Hypertext, het bekijken van webpagina's, zou door zijn aard een meer kritische benadering vragen van de internetter dan bijvoorbeeld het lezen van een boek. Bij een boek wordt de lezer gedwongen kritisch te denken en zelf de puzzelstukjes in elkaar te zetten; bij een webpagina is de structuur minder doorzichtig, het gebruik van multimedia leidt de aandacht af en beïnvloedt de 'kijker'/gebruiker. Is Cailliau het met deze criticasters eens? In alle 'nieuwe' technologiëen hebben we overdaad gezien gedurende een periode. De eerste stereo-platen waren maar goed als er op ieder moment iets uit de linker luidspreker kwam dat duidelijk verschilde van wat er uit de rechter te horen viel. Dat is nu voorbij. Kleurentv in zijn eerste fase was zeer schreeuwerig. Ik herinner me ook dat de eerste teksten die met desk-top publishing software gemaakt werden beslist op elke pagina alle mogelijke letterfonten moesten vertonen. Terugkeer naar een artistieke soberheid is maar mogelijk wanneer er een generatie opgroeit die de rhetoriek begrepen heeft en weet te beheersen. Dat worden dan professionelen. Wat betreft het boek: ik denk dat het eerder omgekeerd is. Er is een geweldige inflatie van de roman: in twintig jaar is die gegroeid van ongeveer 100 paginas (0.5 megabyte) tot 500 paginas (meer dan 4 megabyte). Die dikke bestsellers bevatten een hoop woorden, met enorm veel detail, lezen zeer vlot, maar hebben niet noodzakelijk veel inhoud. En het zijn lineaire verhalen. Ik heb daar evenwel niets tegen. Multimedia kan afleidend zijn, maar kan ook, indien goed gestruktureerd, zeer beknopt kennis overdragen die niet op andere wijzen te krijgen is. Je kan niet alleen beelden, tekst en video bij elkaar brengen, maar ook modellen maken. Interaktie met modellen laat leren toe op eigen houtje, en vraagt veel concentratie. We zijn momenteel bezig een reeks WWW paginas samen te stellen die met zulke (Java-applets) modellen een inzicht proberen te verschaffen in wat CERN doet. Je zult er je eigen deeltjesversneller kunnen bouwen. Zie http://www.cern.ch/CERN/Microcosm/RF_cavity/ex.html voor een klein voorbeeldje. Dus ook hier is er 'goed' en 'kwaad'. Geen gsm Cailliau, nu hoofd van het Web Office van CERN, volgt de ontwikkelingen nog steeds met grote belangstelling, maar past ervoor om slaaf te worden van de techniek. Hij heeft geen gsm en vindt mobiele telefoons hooguit van belang voor nooddiensten. Ik probeer een heleboel, maar er is niet noodzakelijk veel dat nuttig blijkt. Ik gebruik de telefoon, maar ik heb er nooit een instrument in gezien om lange verhalen door te vertellen op elk willekeurig ogenblik van de dag. De telefoon is vaak een storing: hij belt op een willekeurig ogenblik. Met de gsm is dat verergerd: omdat men het ding bij zich heeft, denkt men dat het nu normaal is om maar elke afspraak te veranderen zo gauw er ergens iets voorvalt. Men zegt niet meer: Op dat uur kan ik niet, want ik heb al een afspraak, men zegt nu: Okay, ik zal even bellen om mijn andere afspraak te verleggen. En dat is een uitsluitend gevolg van de beschikbaarheid van de verbinding. Nee, dank je. |