Wetenschap 27 februari 2001

Bedolven onder informatie en e-mails

Door Janneke Hak
„Informatie zoeken op trefwoord gaat op internet snel en gemakkelijk. De tijd dat een wetenschappelijk onderzoeker in de bibliotheek wetenschappelijke tijdschriften doorsnuffelde op zoek naar relevante informatie, is voorbij. Daar kleeft ook een nadeel aan. Vroeger kwam ik bij het doorbladeren van vakbladen regelmatig interessante dingen tegen waar ik niet eens naar op zoek was.”

Biofysicus dr. H. van As van Wageningen Universiteit, afdeling agrotechnologie en voedingswetenschappen, is in de loop van zijn 25-jarige loopbaan als onderzoeker steeds meer gebruik gaan maken van internet. „Vooral e-mail neemt een belangrijke plaats in. Wij zijn een Europees centrum. Snel, snel een berichtje sturen –compleet met tikfouten– is een goede manier om contact te houden met collega-wetenschappers.”

Een functie van internet die Van As veel gebruikt, is het zenden van volledige documenten als bijlage van een e-mail. „Dat is ideaal voor correctie. Iemand stuurt me een document, ik verander een paar dingen en stuur de gewijzigde versie terug. Het kan niet sneller.”

Contacten via e-mail kunnen ook te ver gaan, meent Van As. „Tegenwoordig stuurt je buurman je een mailtje, terwijl hij net zo gemakkelijk even binnen kan lopen. Sommige dingen kun je net zo goed tegen elkaar vertellen tijdens het koffiedrinken.”

Tijdwinst leveren internet en e-mail de onderzoeker nauwelijks op. „Vroeger bracht ik mijn tekst naar de secretaresse. Die tikte het hele document uit. Tegenwoordig typ ik alles zelf.”

Hoewel de dagelijkse postberg op het bureau van de Wageningse onderzoeker in vergelijking met de laatste jaren wel een beetje is geslonken, is die afname veel kleiner dan de toename van het aantal maitjes doet verwachten. „Als ik niet oppas, sneeuw ik volledig onder in de e-mail. Ik krijg er al gauw tien tot twintig per dag. Na een vakantie heb ik een dag nodig om alle mailtjes te verwerken. En dan de post nog.”

Internet maakt de stap naar een virtueel laboratorium waarin wetenschappers elkaar nauwelijks meer ontmoeten klein, volgens Van As. „In Amerika bestaan ze al. Onderzoekers van een buitenlandse universiteit leveren de monsters aan en geven precies aan welke metingen moeten worden verricht. Communicatie en publicatie van de gegevens heeft allemaal plaats via internet. Dat is heel efficiënt. Toch zie ik ook graag de mensen achter het onderzoek.”