Gering stuifmeelpotentieel doet honingmakers de das om
Bijentekort drama voor natuur en cultuurDoor T. J. Lucas Het gaat niet goed met de Nederlandse honingbij. Tussen 1984 en nu liep het aantal bijenvolken in ons land van ongeveer 110.000 terug tot zo'n 70.000. En nog steeds hangen veel imkers hun pijp aan de wilgen. Dat heeft alles te maken met een algemeen tekort aan stuifmeel. Een belangrijk drachtgewas als koolzaad verdween nagenoeg uit het landschap. Vooral de Groningse afdeling van de Vereniging tot Bevordering van de Bijenteelt in Nederland (VBBN) is erg ongerust over deze ontwikkeling. In die provincie is voor bijen wel bijzonder weinig te halen. In ons betrekkelijk monotone cultuurlandschap is voor bijenvolken steeds minder te halen, zegt imker L. Sligter uit Veendam-Wildervank. Het bestuurslid van de Groningse afdeling van de VBBN is pessimistisch over het toekomstperspectief van de imkerij in zijn provincie. 't Is in heel Nederland zorgelijk, maar Groningen spant de kroon. De ons omringende landen tellen ongeveer drie bijenvolken per vierkante kilometer, Nederland maar twee, en onze provincie slechts 0,7. Dat is dramatisch. Elk jaar weer geven imkers hun hobby op, omdat ze in toenemende mate suiker moeten bijvoeren om hun dieren in leven te houden. Een bijenvolk heeft jaarlijks gemiddeld 40 kilogram eiwitrijk stuifmeel nodig, alleen al om te overleven. Als ze dat niet redden, sterven ze uit. Om de ontwikkeling van larve tot volwassen insect te kunnen doormaken is nectar van groot belang. Ook deze zoete en kleverige stof komt uit bloemen. Het verdwijnen van het koolzaad en de aanplant van bij-onvriendelijk openbaar groen ziet Sligter als een belangrijke oorzaak van de malaise. Nadat het Rijk de subsidie voor koolzaadteelt stopzette, slonk het areaal tot bijna nul. Daarmee verdween een enorm stuifmeelpotentieel. Vrijdag hoorde ik dat het ministerie van Landbouw ook de financiële vergoeding voor de zogenaamde natuurbraak abrupt gaat beëindigen. De duizenden hectaren braakliggende landbouwgrond die tot vorig jaar met bloemenmengsel waren ingezaaid, vallen nu ook weg. Dat is de nekslag voor de Groningse imkerij. Overheden besteden aanplant van groen in en rond nieuwe woonwijken vaak uit aan projectontwikkelaars, die willen scoren met snelgroeiende gewassen. Dat is voor het oog wel aardig, maar voor insecten is er op dit soort groen vaak weinig te halen. Helaas hebben aannemers ook geen weet van de consequenties van hun aanplantbeleid. Wil je het echt goed doen voor bijen, dan kun je beter kastanje, linde, hazelaar en vuilboom gebruiken. Deze bomen en struiken groeien echter niet zo snel en vragen meer verzorging. In natuurgebieden is de situatie niet veel rooskleuriger, denkt de Groninger. Een instantie als Staatsbosbeheer plant ook veel te weinig bloeiende bomen en struiken aan. Intensief bermbeheer en frequent maaien van de taluds van watergangen is ook slecht voor bijen. De afname van het aantal bestuivers heeft tot gevolg dat de kwaliteit van de bevruchting van land- en tuinbouwgewassen terugloopt. Sligter: De wind en andere insecten zorgen er bij veel gewassen ook wel voor dat stuifmeel op stampers terechtkomt, maar bijen doen dat veel intensiever. De zetting is daardoor vollediger, en de vrucht gaver. De imker uit Veendam-Wildervank hoopt dat de overheid haar taak verstaat en gaat ingrijpen. Onze vereniging heeft al in 1997 bij de provincie aan de bel getrokken, maar er gebeurt op het inzaaien van bloemenmengsel langs slootranden na nog niet veel. Biodiversiteit Bijenkenner Christ Smeekens van het onderzoeksinstituut Ambrosiushoeve in Hilvarenbeek is nog niet zover om de situatie in Nederland alarmerend te noemen. De onderzoeker, die ook betrokken is bij het Informatie en Kennis Centrum van het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, bracht samen met imker Sligter in 1999 een rapport uit over de huidige stand van zaken in de Nederlandse bijenhouderij. Smeekens: Gelukkig is de Groningse situatie niet representatief voor heel het land. De overige provincies zijn bedeeld met gemiddeld meer dan twee keer zoveel bijenvolken. Toch verwacht ook ik dat veel imkers in de nabije toekomst het bijltje erbij neer zullen gooien. Bijenhouden is een hobby, en bijvoeren met suiker kost veel geld. Het laatste decennium stopte jaarlijks 2 à 3 procent. De onderzoeker wijst erop dat niet alleen landbouwgewassen schade ondervinden van het afnemende aantal honingbijen. Omdat ook de bestuiving van de natuurlijke flora gevaar loopt, heeft dat consequenties voor de biodiversiteit. Dat gegeven zou de rijksoverheid moeten aanspreken om gepaste beleidsmaatregelen te nemen die de bijenstand bevorderen. Dat dat tot nu toe nog niet van de grond kwam, heeft overigens te maken met het feit dat we nog bijna niets weten over de invloed van honingbijen op de wilde flora. Over de rol van de solitaire of wilde bijen van de 332 soorten zijn er de laatste veertig jaar zo'n zestig verdwenen weten we nog veel minder. Er bestaat niet eens literatuur over dit onderwerp. Wel is bekend dat honingbijen vliegen op grote oppervlakten van hetzelfde gewas, terwijl de solitaire soorten zich veelal richten op specifieke waardplanten. Veldonderzoek Smeets probeert sinds vorig jaar door middel van veldonderzoek met de bosbes in kaart te brengen welke insecten deze plant bestuiven. Een deel van de struikjes omhulde hij met plastic, zodat er geen gevleugelde zespoot bij kon. Verder hield hij met een groepje medewerkers in de gaten welke insecten de plantjes bezochten die geen 'kapje' op hadden. Dit baanbrekende onderzoek moet op termijn een beetje inzicht geven in wat er op de bloemen gebeurt, en hoe noodzakelijk bestuiving door bijen nu werkelijk is. Intussen is Smeets er van overtuigd dat aanplant of inzaai van meer bloeiende gewassen samen met natuurlijker beheer van bermen en akkerranden dé oplossing is voor het bijenprobleem. Als we hiervoor geen beleid maken, loopt het slecht af met de bijen. De gevolgen daarvan voor onze totale leefomgeving zijn nauwelijks te overzien. |