Wetenschap 19 december 2000

Veiligheidskleppen voor restanten op groente en fruit

Grenzen aan de gifspuit

Door S. M. de Bruijn
„Een op de vier bakjes aardbeien bevat te veel gif.” „Iedere dag krijgen 50.000 kinderen te veel resten van bestrijdingsmiddelen binnen.” „Zuid-Europese druiven zijn ongehoord vies.” „De Consumentenbond en Natuur en Milieu adviseren om biologische groente en fruit te kopen.” Zijn onze tuinbouwers en fruittelers echt zulke gifmengers?

Begin november trapten de Consumentenbond en de Stichting Natuur en Milieu de tuinders gevoelig op de tenen: onze groenten en fruit bevatten veel te veel resten van insectenverdelgers. Vooral bij kinderen kan dat leiden tot hersenbeschadiging, want veel van die bestrijdingsmiddelen werken als zenuwgif. De oude slogan: Wees verstandig, snoep een appel, lijkt daarmee rijp voor de gft-container. Voortaan moeten de schillen bij het chemisch afval.

Wie het rapport leest, slaat de schrik inderdaad om het hart. Meer dan 5 procent van alle kinderen wordt dagelijks blootgesteld aan een te hoge dosis bestrijdingsmiddelen. Kinderen zijn zo gevoelig omdat hun hersenen nog in ontwikkeling zijn, en omdat ze extra veel groente en fruit eten. In de Verenigde Staten heeft 17 procent van de kinderen onder de achttien met een of meer leer-, ontwikkelings- en/of gedragsproblemen te maken. Er zijn sterke aanwijzingen dat chemische stoffen daarbij een grote rol spelen, stellen de organisaties: hyperactiviteit, autisme, concentratieproblemen en achterblijven van de geestelijke ontwikkeling zouden het gevolg zijn. De Nederlandse overheid en de supermarkten moeten resten van het zenuwgif weren uit groente en fruit, is de conclusie.

Maar hoe komt de Consumentenbond tot zijn beweringen? Die vallen of staan met de normen die gehanteerd worden. Immers: gifvrij bestaat niet. Wetenschappers beschikken over meetapparatuur die de minuscuulste verontreiniging boven water haalt. Regendruppels, 12 kilometer uit de kust, blijken nog sporen van het insecticide lindaan te bevatten. Een lekkere hap verse buitenlucht –in een agrarisch gebied vaak een hele verademing– bevat gegarandeerd een paar femtogrammen (miljoenmiljardste delen van een gram) vergif. De vraag moet dus niet zijn óf er nog restanten gif op de appels of aardbeien zitten, maar hoevéél, en wanneer die hoeveelheid een probleem vormt.

De instantie die dat beoordeelt, is het College Toelating Bestrijdingsmiddelen. Elke fabrikant die in Nederland een middel op de markt wil brengen, moet eerst een dik dossier overleggen waarin hij kort gezegd twee dingen aantoont: dat het middel schadelijk genoeg is om de ongewenste schimmels, insecten of onkruiden te doden, maar tegelijkertijd zo onschadelijk dat het geen gevaar oplevert voor mens of milieu. Dat betekent wikken en wegen, want giftigheid is altijd een kwestie van hoeveelheid.

Voor de lol
Een boer of tuinder moet dus nauwkeurig doseren, zo veel dat de meeste luizen doodgaan of de meeldauw verdwijnt, maar tegelijkertijd zo weinig dat er niet te veel gif achterblijft op zijn product. Als er nog bestrijdingsmiddel op groenten of fruit aangetroffen wordt, is dat niet omdat de teler maar raak spuit. „Tegenwoordig zijn de kosten van bestrijdingsmiddelen zo hoog dat een boer echt niet voor de lol gaat spuiten”, zegt ir. Jacob van Klaveren van het Rijks-Kwaliteitsinstituut voor land- en tuinbouwproducten (Rikilt) in Wageningen.

Van Klaveren is bij het Rikilt de onderzoeker die zich intensief bezighoudt met residubewaking –de controle op resten van bestrijdingsmiddelen– en de regels daaromheen. Een residunorm, het gehalte aan schadelijke stoffen dat nog op een gewas aanwezig mag zijn als het in de supermarkt ligt, komt tot stand langs een ingewikkelde weg, legt hij uit.

„Voordat een fabrikant een toelating krijgt voor zijn middel, moet hij allerlei dierproeven uitvoeren die aangeven hoe toxisch, giftig, het middel is. Dat gebeurt in de regel bij ratten, maar soms ook bij honden, apen of muizen. Uit een hele reeks van deze tests moet de fabrikant het ernstigste scenario nemen –dat is de dosering waarbij het middel het giftigst bleek– en bepalen bij welke hoeveelheid er geen enkel effect van het middel op de dieren te vinden is, het zogenaamde no-effect-level.” Hoe een fabrikant zijn proeven moet uitvoeren is precies voorgeschreven, en hij moet elk experiment uitvoerig beschrijven om te voorkomen dat een bedrijf door de mazen van de wet heen glipt.

Griepepidemie
Wie denkt dat het no-effect-level van een dierproef ook hetzelfde is als het gehalte dat in de winkel op de sla mag zitten, vergist zich. De overheid heeft nog een aantal veiligheidskleppen ingebouwd. Van Klaveren: „Allereerst moet het gehalte van het middel een factor 10 lager zijn, omdat een rat nu eenmaal anders is dan een mens. Daarna zit er opnieuw een factor 10 in, omdat de ene mens de andere niet is. Bij een griepepidemie krijgt niet iedereen griep, de een is gevoeliger dan de ander.”

Bij elkaar is dat een factor 100. Stel dat het middel lindaan –een insecticide dat inmiddels verboden is– bij een dagelijkse dosis van 1 milligram per kilo lichaamsgewicht bij ratten geen enkele schade meer oplevert voor het dier, dan mag een mens per dag niet meer binnenkrijgen dan 0,01 milligram per kilo lichaamsgewicht, dus 0,65 milligram voor een volwassene of 0,17 milligram voor een kind.

De volgende vraag is hoeveel er dan op de groente mag zitten. „Dat hangt af van hoeveel je eet. Om dat te bepalen, gaan we uit van het gemiddelde dieet van een Europeaan. Daar staat precies in hoeveel appels, komkommers, sla en boerenkool iedereen eet. Zo kun je van elk bestrijdingsmiddel uitrekenen hoeveel er op de groente mag achterblijven.” Om weer het voorbeeld van lindaan te gebruiken: als het gemiddelde dieet van een volwassene 150 gram appel per dag bevat (één appel), dan mag die appel 0,65 milligram lindaan bevatten. Eten kinderen ook één appel per dag, dan gaat de norm omlaag tot 0,17 milligram. Zitten er in het dieet nog meer groenten of fruit waarbij de teler lindaan mag gebruiken, dan wordt daar rekening mee gehouden en moet de appel nog schoner zijn.

Liefhebbers
De kwestie die de Consumentenbond aan de kaak heeft gesteld, is dat zo'n norm te ruim is voor liefhebbers die achter elkaar vier appels wegwerken of een halve kilo druiven oppeuzelen. „Daarom houden we sinds enkele jaren voor middelen met een acute giftigheid rekening met iemand die veel van een bepaalde groente eet, via het zogenaamde liefhebbersdieet. Daarbij kijken we niet naar een gemiddelde van alle consumenten, maar bijvoorbeeld alleen naar degenen die appels eten. De residunorm wordt dan afgestemd op die hoeveelheid appels waar maar één op de veertig liefhebbers nog bovenuit komt. Zelfs bij die hoeveelheid fruit moet de consument honderd keer minder bestrijdingsmiddel binnenkrijgen dan de dosis waarbij geen directe effecten op ratten meer te zien zijn.”

In de praktijk betekent dit liefhebbersdieet volgens Van Klaveren dat de residunorm weer een factor 3 omlaaggaat. Maar dat is nog niet de laatste veiligheidsklep. „Stel dat je voor het onderzoek naar bestrijdingsmiddelen 2 kilo appels bekijkt, dan is het theoretisch mogelijk dat al het gif dat je aantreft, slechts op één enkele appel zat. Als iemand juist die appel eet, krijgt hij te veel binnen. Ook daar is rekening mee gehouden door de norm nog een factor 7 lager te stellen.”

Al die veiligheidsfactoren bij elkaar betekenen dat op een appel circa 2000 keer minder –10x10x3x7– gif mag zitten dan de dosis waarbij ratten op lange termijn geen enkele schade oplopen. Voor liefhebbers ligt dat anders, maar dan praten we ook over extreme eters, want volgens de Consumentenbond is een liefhebber van appels iemand die 1,5 kilo per dag eet, en in het geval van kinderen beneden de zes 750 gram (vijf appels) per dag. Dat lijkt ook wat te veel van het goede, en het is onwaarschijnlijk dat een op de veertig appeleters zo veel naar binnen werkt.

Niet ver genoeg
Bij circa 2 procent van de Nederlandse producten blijkt de residunorm overschreden te zijn. De Keuringsdienst van Waren, een van de instanties die de naleving van de normen controleren, deelt een proces-verbaal uit zodra op groente of fruit twee keer te veel residu aangetroffen wordt. Dat klinkt ernstig, maar de gehaltes zijn dan in de regel nog steeds honderden keren lager dan de doses waarbij ratten geen schade oplopen. „En een overschrijding van de norm betekent niet automatisch een gevaar voor de volksgezondheid”, benadrukt Van Klaveren. „De norm kan ook zo laag gesteld zijn omdat er bijvoorbeeld een risico bestaat voor het milieu.” Zo zijn er insecticiden waarvoor de norm extra laag is omdat ze een gevaar vormen voor nuttige bijen.

Toch gaan de Nederlandse normen de Consumentenbond niet ver genoeg. Ze wijzen op de Verenigde Staten, waar voor kinderen een extra factor 10 is ingebouwd omdat kinderen verhoudingsgewijs gevoeliger zijn, met name voor middelen die het zenuwstelsel aantasten. Europese wetenschappers vinden onze normen echter veilig genoeg, omdat voor elk middel een zogenaamde tweegeneratiedierproef moet gebeuren, waarin ratten twee generaties lang een bestrijdingsmiddel in hun voer krijgen. De fabrikant moet daarbij aantonen dat bij het no-effect-level van het middel ook de rattenkleinkinderen geen verstoorde groei of ontwikkeling vertonen. Van Klaveren: „Europese wetenschappers gaan ervan uit dat in deze toets al de extra gevoeligheid voor jonge dieren –en dus voor kleine kinderen– is meegenomen en dat de extra factor 10 niet nodig is.”

Een woordvoerder van de Consumentenbond wijst erop dat de Amerikanen toch niet voor niets strengere normen hanteren, en dat biologische boeren er ook in slagen groente en fruit zonder residuen te telen. „We zijn er niet op uit die middelen te verbieden, maar de restanten ervan behoren er gewoon niet meer op te zitten.” Dat kan alleen als de boer minder spuit, of na het spuiten langer wacht. Maar beneden een bepaalde concentratie zijn de middelen niet meer werkzaam tegen de ongewenste insecten of schimmels. En ook dan komt de consument in het geweer, want die wil geen schurft op zijn appel, luis in zijn sla of rups op zijn kool.

Kop koffie
Wie alle veiligheidsfactoren op een rij zet en zou doorvertalen naar het wegennet, komt uit op een gemiddelde veilige snelheid van minder dan 1 kilometer per uur. Dat is zeer veilig. Zo'n snelheid komt, met name in de Randstad, regelmatig voor, maar dat is eerder het gevólg van aanrijdingen dan een maatregel om ze te voorkómen.

De hele discussie over overschrijding van de normen wordt dan ook gerelativeerd door de Amerikaanse hoogleraar Bruce Ames, van de Californische universiteit in Berkeley. „Planten verdedigen zichzelf van nature tegen schimmels, insecten en andere planteneters. Dat doen ze door een heel scala aan chemicaliën te maken. Pakweg de helft van deze natuurlijke pesticiden is kankerverwekkend. De gemiddelde Amerikaan krijgt elke dag 1500 milligram natuurlijke pesticiden binnen, ruim 10.000 keer meer dan de 0,09 milligram aan residuen van synthetische bestrijdingsmiddelen die zijn eten bevat. In één kop koffie zitten ongeveer evenveel kankerverwekkende natuurlijke pesticiden als de hoeveelheid bestrijdingsmiddelen die we in een heel jaar binnenkrijgen.” Ames noemt koffie als voorbeeld, maar voegt daaraan een hele rij toe: appel, banaan, aardappel, tomaat, ananas, soja, grapefruit, granen en nog tientallen andere soorten. Dat betekent overigens niet dat koffie of groenten en fruit gevaarlijk zijn, voegt Ames eraan toe, want de concentraties van de kankerverwekkende stoffen zijn meestal heel erg laag. Voor deze stoffen is echter geen toelating vereist.

Interessante sites:
Rijks-Kwaliteitsinstituut voor land- en tuinbouwproducten in Wageningen:
www.euro-enaer.com

http://www.rikilt.dlo.nl College Toelating Bestrijdingsmiddelen:
www.agralin.nl

Rapport Consumentenbond en Natuur & Milieu:
www.snm.nl

Amerikaans rapport (In Harm's way) waarnaar Consumentenbond en Natuur & Milieu verwijzen:
www.igc.org

Artikelen prof. Bruce Ames, UC Berkeley, die gevaar van bestrijdingsmiddelresiduën relativeert:
http://socrates.berkeley.edu (Acrobat Reader 3.0 vereist)

Misvatting over relatie pesticiden, milieuverontreiniging en kanker:
www.public-policy.org