Wetenschap 12 december 2000

„Luisteren onder genot
van een sigaar”

Door S. M. de Bruijn
Bij het zoeken naar alternatieven voor de kerktelefoon is er een belangrijk verschil tussen klassieke kerktelefoon en kabel enerzijds, en het inbelsysteem en internet anderzijds. Bij de kabel betaalt de luisteraar, net als bij de ouderwetse kerktelefoon, een vast tarief per maand, ongeacht het gebruik. Een groot aantal kerktelefoonabonnees luistert bijvoorbeeld op dinsdag naar de catechisaties, op woensdag naar de zangrepetities en op donderdag naar de bijbellezing. Het kastje staat gewoon de hele week aan en de abonnee hoort het automatisch als er wat in de kerk gebeurt.

Bij het inbelsysteem en bij internet laat de luisteraar dat wel uit zijn hoofd. Hij betaalt in de daluren weliswaar slechts 2 cent per minuut, maar bij een aantal diensten per week tikt dat flink door. Voor onderstaande berekeningen is uitgegaan van diensten van één uur en drie kwartier (soms maakt de koster vooraf de te zingen psalmen bekend of wordt er ook vóór de dienst gezongen), twee keer per zondag, en één uur in de week. Dat betekent –naar boven afgerond in verband met de feestdagen– twintig uur luisteren per maand ofwel 24 gulden per maand. Bij het gebruik van voordeelnummers van KPN is dit bedrag 10 procent lager. De Landelijke Organisatie Kerktelefoon is in haar berekeningen uitgegaan van tien uur luisteren per maand, gebaseerd op een enquête onder haar leden, maar in de rechterflank van de gereformeerde gezindte zal het aantal luisteruren zeker hoger liggen. Althans, uiteindelijk gaat het misschien toch omlaag: het tijdsgebonden tarief stimuleert niet langer het gebruik van de kerktelefoon voor extraatjes, zoals een voorleesuur voor ouderen of de repetities van de zangvereniging. Letterlijk korte metten, dus.

Bij bejaarden- en verzorgingstehuizen stuit kerktelefoon via een inbelsysteem of internet op een extra probleem: zo'n tehuis heeft in de regel een telefooncentrale met onvoldoende buitenlijnen om veel bewoners tegelijkertijd naar de kerktelefoon te laten luisteren. Dat is bijvoorbeeld op te lossen door het signaal binnen het gebouw te verspreiden via de interne geluidsinstallatie, maar tehuizen van algemene signatuur zullen daar niet voor kiezen. De LOK werkt aan een alternatief voor dit knelpunt.

Kostenscheiding
De kerkenraden staan voor een moeilijke beslissing. Gezien de forse investeringen is het raadzaam niet te snel te handelen. De techniek is nog volop in ontwikkeling en van de alternatieven die op dit moment voorhanden zijn –met uitzondering van de kabel– is duidelijk dat ze voorlopig in veel gevallen duurder zijn dan de gewone kerktelefoon.

Een vergelijking van de alternatieven met de klassieke kerktelefoon is lastig omdat de kosten nu verdeeld zijn over twee partijen: de kerk en de luisteraars. Uit diverse reacties blijkt dat kerken en bedrijven weinig of geen rekening houden met de belminuten, „want die zijn nu voor rekening van de luisteraars.” De 1,80 gulden per dienst wordt dan gebagatelliseerd: „Je koopt er nog geen cassettebandje voor”, of: „Je moet een hoop moeite doen om dat bedrag over drie collectezakken te verdelen.” Een diaken die zich voor zijn kerk in de problematiek verdiept, opperde dat het voordeel van ISDN-inbelcentrales is dat er nu een automatische kostenscheiding gebeurt.

Zulke opmerkingen doen geen recht aan de situatie. In de praktijk zijn er veel luisteraars met een laag inkomen. In de oude situatie konden zij onbeperkt luisteren, voor velen was dit een belangrijke, soms de enige, band met de buitenwereld. In een aantal gevallen zullen gedupeerden bovendien weer een beroep doen op de diakonie. Voor een eerlijke vergelijking is het dus nodig om ook de belkosten in beeld te brengen.

Door geen rekening te houden met de belminuten, spiegelen de leveranciers van inbelcentrales bovendien snelle terugverdientijden voor –drie tot vijf jaar, soms één jaar– maar bij wat verder rekenen blijkt dat alleen op te gaan als een kerk kampt met extreme kosten vanwege veel trunkaansluitingen.

SGP-RD
Intussen wordt er, op initiatief van de SGP, door het Reformatorisch Dagblad nagedacht in hoeverre bestaande bedrijfscentrales inzetbaar zijn op de dag waarop de meeste bedrijven niet actief zijn: de zondag. De plannen daarvoor verkeren echter nog in de houtskoolfase. Technisch is het realiseerbaar, maar de kosten zijn nog niet duidelijk. Er is ook een praktisch probleem: op bid- en dankdagen en tijdens rouw- en trouwdiensten willen kerktelefoonbezitters kunnen meeluisteren. Dat is moeilijk als de bedrijfscentrale in gebruik is. Verder is nog niet duidelijk wat de financiële/juridische aspecten zijn bij de splitsing van de apparatuur voor zakelijk gebruik en voor de toepassing van kerktelefoon.

Een andere denkbare optie is dat het RD een rol gaat spelen in kerktelefoon via internet. In onderstaande berekening over internet van de LOK is verondersteld dat de op zondag gereserveerde inbelpoorten doordeweeks commercieel gebruikt worden. Als kerken daar principieel bezwaar tegen hebben, zou het RDNet mogelijk een rol kunnen spelen. Dat heeft veel voeten in de aarde, want de desbetreffende provider moet over een heel groot aantal inbelpoorten beschikken en een goede bereikbaarheid kunnen garanderen.

Gemakzucht
Bij alle narigheid van de tarievenoperatie van KPN zijn er ook voordelen. Het moet kerken deugd doen dat ze niet langer door KPN gesubsidieerd worden. Kerkenraden worden nu gedwongen weer eens de stofkam door hun bestand aan kerktelefoonabonnees te halen. Kerktelefoon is zeer nuttig, maar blijft een noodvoorziening. Al in 1930 was men bang voor gemakzucht en voor het volgen van de dienst „onder het genot van een kopje thee en misschien wel bij het roken van een beste sigaar.”