Wetenschap14 november 2000

„Welke troost kan ik geven?”

Door J. Reijnoudt

„Kan ik onze eilandbewoners de hoop geven dat de mondiale gemeenschap met vereende krachten zoekt naar de antwoorden voor de problemen van klimaatverandering?” zo vroeg dr. Terepai Maoate, de premier van de Cookeilanden, zich af in zijn openingstoespraak op de klimaatconferentie, eerder dit jaar op Rarotonga, het hoofdeiland van de Cookeilanden. Premier Maoate is geboren en getogen op Rarotonga. In de jaren zestig volgde hij een cursus aan het Koninklijk Instituut voor de Tropen in Amsterdam.

Maoate zou met die toespraak gisteren in Den Haag, bij de start van de VN-klimaatconferentie, geen slecht figuur hebben geslagen. Na een rustige uiteenzetting over het unieke en kwetsbare ecosysteem van veel kleine eilandstaten, wees hij met een beschuldigende vinger naar de rijke industrielanden.

Moate
„Door de hele geschiedenis van het Pacifisch gebied heen hebben we als eilandbewoners ons laten leiden door acties en oproepen van ver weg. Oproepen die ons telkens weer wijzen op de noodzaak om tolerant te zijn, te begrijpen en te accepteren, omdat we voor alles leven in een tijdperk van groeiende globalisering.

We zijn gevraagd om de infrastructuur voor oorlog te leveren. We zijn gevraagd te leven met atoomproeven in onze atmosfeer, in onze zee. We zijn gevraagd te leven met vernietiging van chemische wapens en we zijn gevraagd te leven met verscheping van gevaarlijk plutonium door onze wateren. Van onze regio is in de loop der jaren zo veel gevraagd dat het niemand zal verbazen dat wij onze eigen stem gevonden hebben en dat wij nu ook onze vragen stellen.

Het tijdperk van de vooruitgang beïnvloedde ons leven verder op een manier waarop we geen echte controle hadden. Nieuwe droefenissen zijn afkomstig van de broeikasproblematiek en nu komen nieuwe vragen op ons af over kooldioxide-emissies en mondiale verwarming, zeespiegelstijging en klimaatverandering.

Dit keer hebben we onze eigen vragen die ons bestaan bepalen. Wat moet ik zeggen tegen mensen die hun brood verdienen in het toerisme? En die het beeld van onze eilanden verwoest zien worden door vervuiling van onze regio door een in onze wateren zinkend schip met nucleair afval? Welke troost kan ik geven aan gezinnen die door een cycloon zijn getroffen; aan hen die slachtoffer zijn van onverklaarbare weerpatronen die verwoesting in hun kleine onbeschermde gemeenschappen aanrichtten? Moet ik hen vertellen dat ontwikkelde landen niet bereid zijn te erkennen dat hun welvaart mede berust op de uitstoot van vervuilende stoffen? En dat die rijke landen nog geen overeenstemming hebben bereikt over de beperking van de uitstoot van die stoffen? Moet ik hen vertellen dat die wetenschappelijke en politieke gemeenschappen zo dwaas zijn dat wij moeten blijven leven met de bedreiging van ons kale bestaan?

Of kan ik hen hoop geven dat de mondiale gemeenschap met vereende krachten op zoek is naar de antwoorden voor deze problemen? Uw werk en onderhandelingen op deze conferentie zijn een belangrijk deel van dit onderzoek, niet alleen voor mij en de vragen die Cookeilanders hierbij stellen, maar voor de leiders waar dan ook, die verantwoordelijk zijn voor het welzijn van hun burgers.

De verantwoordelijke politici en de wetenschappelijke gemeenschap hebben een enorme taak. Ze moeten werken in het belang van hen die op deze wereld in de marge leven en die zijn buitengesloten van welvaart, veiligheid en kennis. Wij mogen het zicht op de invloed van het veranderende klimaat, de kwetsbaarheid van ons ecosysteem en het beheer van onze natuurlijke bronnen niet verliezen. Dat moet resulteren in een welvarende erfenis voor onze kinderen.”