Wetenschap 14 november 2000

Pronk: Alle onderhandelingsdocumenten zijn klaar, in alle talen

In Den Haag staat Kyoto op het spel

Door J. Reijnoudt
't Zou dramatisch zijn als de gisteren gestarte klimaatconferentie in Den Haag volgende week vrijdag geen mooi slotakkoord zou opleveren. Dan vallen jaren van zware klimaatonderhandelingen in het water en dan zijn de doorwaakte nachten van Kyoto tevergeefs geweest. Het protocol van Kyoto, na moeizame onderhandelingen in december 1997 daar bereikt, behoeft dan drastische aanpassing.

Minister Pronk, de voorzitter van de VN-klimaatconferentie, is niet pessimistisch. Zijn hand ongeveer een halve meter boven het tafelblad houdend, zegt hij: „De materie is geweldig complex, maar alle onderhandelingsdocumenten zijn klaar, in alle talen. Dat is nog nooit eerder voor een VN-klimaattop het geval geweest.” Handtekeningen komen er deze en ook de volgende week zeker niet onder het klimaatakkoord van Kyoto. Dat is ook niet de bedoeling van de top. Pronk zal al blij zijn als alle neuzen dezelfde kant op staan; als alle industrielanden de bereidheid uitspreken om over uiterlijk twee jaar het protocol van Kyoto te ratificeren.

Na een weeklang dagen en nachten moeizaam onderhandelen viel in december 1997 in Kyoto het historische besluit dat industrielanden de uitstoot van broeikasgassen zullen beperken. Gemiddeld moet over de periode 2008 tot 2012 de uitstoot van de industrielanden 5 procent beneden die van 1990 liggen. Veel meer was op dat moment niet duidelijk.

Hoe landen die percentages mogen binnenhalen, bijvoorbeeld door bos aan te planten in de derde wereld of door in eigen land een paar kerncentrales te bouwen; wat de maatregelen gaan kosten; hoe staten elkaar kunnen controleren en of er strafmaatregelen moeten komen als een land niet aan zijn beloofde verplichtingen voldoet: dat viel in Kyoto allemaal niet te regelen.

Daarvoor kwam het klimaatcircus in volgende jaren bijeen in Buenos Aires (1998) en Bonn (1999). Den Haag is voor minister Pronk en zijn collega's van een kleine 180 andere landen een soort finale. Alles wat in Argentinië en Duitsland is besproken, moet in Den Haag bij delegaties de bereidheid opwekken om over uiterlijk twee jaar het protocol van Kyoto te ratificeren.

Ruzie
Als nu dat besluit valt, gaat iedereen thuis al aan het werk om de uitstoot inderdaad omlaag te krijgen. Dan is er misschien net nog genoeg tijd om voor 2012 de doelstelling van Kyoto te realiseren. Gaan partijen over een dag of tien ruziënd uit elkaar, dan lukt het niet meer om voor de top van volgend jaar in Marokko iedereen weer op één lijn te hebben. Landen zullen dan ook niet aan de uitvoering van Kyoto gaan werken.

Zijn partijen het eind volgende week eens, dan is er zeker nog een kleine twee jaar nodig om alle details van het akkoord van Kyoto uit te werken. De ondertekening volgt dan ook niet in Marokko, maar waarschijnlijk in Zuid-Afrika, in 2002. Volgens Pronk een mooi jaartal: „Rio plus tien.” In Rio de Janeiro had in 1992 een grote VN-milieuconferentie plaats die ook heeft geleid tot de klimaatonderhandelingen.

Haken en ogen
Alle stukken mogen dan klaar zijn, er bestaan nog veel haken en ogen en valkuilen. Een zware voorwaarde van de Verenigde Staten is altijd geweest: als industrielanden Kyoto ratificeren, moeten ontwikkelingslanden ten minste uitspreken dat zij ook „een betekenisvolle bijdrage” zullen leveren aan de beperking van de uitstoot van broeikasgassen. In wat mildere bewoordingen herhaalde de Amerikaanse delegatie dat standpunt nog eens op een tussentop in september in Lyon.

Minister Pronk is op dit punt toch hoopvol gestemd. „Ik heb de Amerikanen in talloze bijeenkomsten publiekelijk horen zeggen: Wij gaan ratificeren. Die belofte is gedaan. Ik heb die verschillende malen herhaald, zodat ze het niet zouden vergeten.” De Amerikaanse delegatie heeft zich volgens Pronk de afgelopen weken „uitermate constructief opgesteld.”

Toch kunnen de Verenigde Staten de komende dagen nog een lastige partij zijn. In Kyoto is afgesproken dat een industrieland niet alle beperking van de uitstoot van broeikasgassen in eigen land hoeft te realiseren. Een investering van 10 miljoen dollar in een vieze kolengestookte elektriciteitscentrale in Oost-Europa kan misschien wel tien keer zo veel opleveren als de besteding van dat bedrag in een Amerikaanse aardgasgestookte centrale.

De Amerikanen willen graag de vrije hand hebben om een groot deel van hun verplichtingen in het buitenland binnen te halen. Dat vindt een aantal landen, waaronder de lidstaten van de Europese Unie, niet acceptabel. Toch ziet Pronk een lichtpuntje: „Ik heb gemerkt dat er heel voorzichtig beweging zit in de Europese opvatting.” Hij is zelf ook bereid op dit punt wat water in de wijn te doen. De Verenigde Staten brengen 35 procent van de totale uitstoot van broeikasgassen in de dampkring en zijn daarmee koploper. Dat is voor Pronk een reden om zo lang mogelijk met ze in gesprek te blijven. „We moeten het uiterste doen om iedereen aan boord te krijgen”, zei hij vorig jaar in Bonn en hij herhaalde het vorige week nog eens in Den Haag.

Heikel
„Dit is een heikel punt”, zegt dr. Bert Metz van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Metz is lid van het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC), het klimaatbureau van de Verenigde Naties. „Op dit punt is beslist nog geen consensus bereikt; dit zal tot op het laatste moment in Den Haag spelen”, stelt Metz. Ook de ontwikkelingslanden hebben volgens Metz zo hun wensen. „Zij hameren erg op technologieoverdracht. Ze zijn bang voor de negatieve gevolgen van het Kyoto-protocol. Er zijn nogal wat olieproducerende ontwikkelingslanden. Die baden echt niet allemaal in weelde: neem landen zoals Indonesië, Nigeria en Venezuela. Ze zijn bang dat bij de uitvoering van het Kyoto-protocol de olieprijs daalt. Daarnaast verwachten ze dat westerse producten –ook door het Kyoto-protocol– duurder worden. Daar staat tegenover dat veel ontwikkelingslanden juist zeer gebaat zijn bij de uitvoering van het Kyoto-protocol. „Ze zijn echt bang voor de gevolgen van klimaatverandering: een hogere zeespiegel, meer stormen en orkanen; daar zijn ze niet tegen opgewassen.”

„Ze hebben ook veel te vrezen”, vindt Metz. „Als we krachtige maatregelen snel invoeren, kunnen we een zeespiegelstijging van een halve meter misschien nog een paar eeuwen voor ons uitschuiven. Doen we niets, dan hebben we 50 centimeter in de komende honderd jaar te pakken. Die opwarming van het water verloopt heel langzaam, maar gaat hoe dan ook door. Alleen daarom al moeten we nu maatregelen nemen.”

Metz verwacht dat ook de Japanners in Den Haag niet van harte zullen meewerken aan een succesvolle conferentie. „Zij zullen vooral hameren op de betekenis van de aanplant van bos in het buitenland.” Bomen krijgen dan de rol toegedicht van CO2-vreter. Niet iedereen deelt die Japanse visie. Metz heeft ook zo zijn bedenkingen: „Duidelijk is dat dit soort maatregelen moet bijdragen aan de duurzame ontwikkeling van een land. Dat kun je van bebossing niet zeggen. „Plant je ergens een bos aan, dan kan het 300 kilometer verderop wel bedroevend gesteld zijn met het milieu. Daar verander je met dat bos niets aan. Bovendien is bos nogal kwetsbaar: vandaag heb je het, morgen kan het afbranden.

Ook de handhaving van een protocol zoals dat van Kyoto is bijzonder complex”, weet Metz. Om over de sancties nog maar niet te praten. „Wat voor straf moet je een land geven als het zich niet aan de afspraken houdt?” Metz denkt aan een soort boetesysteem waarvan de opbrengst dan ten goede moet komen aan projecten die de uitstoot van broeikasgassen in andere landen moeten beperken. „Maar hoe je het ook regelt, het zal altijd een complexe materie blijven.”

Fiasco
Mocht de conferentie in Den Haag op een fiasco uitlopen, dan kan dat moeilijk aan de voorzitter van de vorige klimaattop liggen. Pronk prijst zijn voorganger, de Pool Jan Szyszko, die de top in Bonn voorzat en daarmee ook tot taak had de trein van daar naar Den Haag te leiden. Er is in dat jaar volgens Pronk geen week geweest waarin niet ergens ter wereld een vergadering was ter voorbereiding van de huidige top. „Allemaal onder de verantwoordelijkheid van Szyszko. Hij heeft zich de benen uit z'n lijf gelopen.” De Nederlandse voorzitter ziet voor zichzelf op weg naar Marokko ook zo'n taak: „Ik ben van plan dat ook te doen.” Daarmee heeft de minister, naast zijn post in het kabinet, toch een topfunctie bij de VN bereikt.