Wetenschap 31 oktober 2000

Zeearend komt de laatste tien jaar veel vaker voor

'Vliegende deur' in aantocht

Door A. de Jong
De laatste tien jaar maakt het aantal zeearenden in Europa een spectaculaire groei door. De roofvogel met een spanwijdte van 2,60 meter herstelt zich niet alleen van de klappen die hij de afgelopen eeuw opliep, maar koloniseert tevens nieuwe gebieden. Nog even en hij doet ook Nederland aan. Voor het Wereld Natuur Fonds (WNF) reden om af te zien van kunstmatige herintroductie.

Uit een grauwe lucht valt een druilerige regen. Ganzen grazen meter voor meter het ruige grasland af langs het Steinhuder Meer, enkele kilometers ten zuidwesten van Hannover. Plotseling gaat een hele koppel al gakkend op de vleugels. Groot alarm. Met trage vleugelslag nadert een imposante zeearend.

Hoewel het beest dit keer wellicht niets kwaads in de zin heeft, nemen de ganzen het zekere voor het onzekere. De ”koning van de lucht” deinst er immers niet voor terug prooien ter grootte van een kolgans, vos of ree te grijpen? Als hij er maar niet al te veel moeite voor hoeft te doen. Want heel snel en wendbaar is de grootste roofvogel van Europa niet.

De lichte kop en de witte staart verraden dat dit een van de twee volwassen zeearenden is die dit jaar langs het Steinhuder Meer een tweetal jongen hebben grootgebracht. Het paar streek hier in 1999 voor het eerst neer. In november van dat jaar begon het een oud buizerdnest op te kalefateren en uit te bouwen. Voorjaar 2000 ging het tot broeden over. En met groot succes: twee uitgevlogen jongen is voor een zeearendenpaar een topprestatie.

Uit zijn slof
De gebeurtenissen rond het Steinhuder Meer staan model voor de verrassende ontwikkeling die de populatie zeearenden in Duitsland heeft doorgemaakt. Afschot door mensen, eierroof, verwoesting van biotopen en overvloedig gebruik van chemische middelen in de landbouw zorgden na de Tweede Wereldoorlog voor een neerwaartse spiraal. Werd na het verbod op DDT in de periode 1980-1990 een voorzichtig herstel zichtbaar, na 1990 'schoot de zeearend uit zijn slof'. Van zo'n 120 broedparen groeide de Duitse populatie naar 360 paar in het jaar 2000. Het zorgenkind van de ornithologen ontwikkelde zich tot hét voorbeeld van de veerkracht van de natuur.

De explosie van het aantal broedparen in Duitsland liep parallel met een eveneens forse groei van de vanouds omvangrijke populatie in Scandinavië, terwijl de soort in Schotland met succes werd geherintroduceerd. Terwijl andere roofvogelsoorten zich al in de jaren zeventig herstelden van de DDT-averij, had de zeearend, die in Europa aan de absolute top van de voedselketen staat, blijkbaar net iets langer nodig om de kwalijke gevolgen van de landbouwgiffen van zich af te schudden.

In een bezoekerscentrum aan het Steinhuder Meer vertelt Thomas Neuman, dé zeearendenspecialist van Duitsland, hoe de afname van DDT en andere schadelijke stoffen in de lichamen van de arenden stap voor stap gevolgd kon worden. Terwijl hij enkele handpennen van een zeearend toont, legt hij uit: „Schadelijke stoffen zoals kwikzilver hopen zich op in het lichaam van een zeearend, die boven in de voedselpyramide zit, en verspreiden zich zelfs tot in de veren van de vogel. Als de vogel ruit, onderzoeken we die veren. We hebben tegenwoordig zulke precieze meetapparatuur, dat we de toe- of afname van zulke stoffen jaar na jaar haarfijn kunnen volgen.

Op die manier hebben we vast kunnen stellen dat de opvatting onjuist is dat een arend DDT en andere schadelijke stoffen nooit meer kwijtraakt. Hij kan ze wel degelijk langzamerhand verliezen. Het komt zelfs voor dat arenden die jarenlang onvruchtbaar waren, nu weer met succes jongen grootbrengen.”

Gruzelementen
De toename van het aantal zeearenden is een kolfje naar de hand van ornithologen, die hun kennis van de indrukwekkende roofvogel op veel punten bij moeten stellen. Zo is het klassieke beeld van een zeearendenbiotoop, te weten een dunbevolkt, uitgestrekt gebied, bedekt met meren en zware bossen, aan gruzelementen gevallen. Er zijn nesten gevonden in bossen van slechts enkele tientallen hectares. Er zijn horsten aangetroffen in relatief jonge bossen, bijvoorbeeld populierenbossen van slechts veertig jaar oud. Er zijn arenden die zeer dicht in de buurt van menselijke bebouwing durven broeden. Zeearenden hebben niet altijd een groot territorium nodig: buurparen broeden soms minder dan een kilometer van elkaar.

Inmiddels is ook vast komen te staan dat zeearenden weliswaar bij voorkeur in de buurt van het ouderlijke nest aan het broeden slaan, maar dat vestiging op grotere afstand wel degelijk tot de mogelijkheden behoort. Zo is het arendpaar aan het Steinhuder Meer afkomstig uit nesten die zich op minsten 100 kilometer afstand van de nieuwe horst bevinden.

Al deze gegevens samen maken het begrijpelijk dat het WNF zijn plannen om de zeearend in Nederland kunstmatig te herintroduceren gisteren officieel heeft opgegeven. Waarom zich allerlei inspanningen getroosten en ruzie met een deel van natuurminnend Nederland riskeren, als de 'grote chef' steeds meer naar het westen opschuift en binnen afzienbare tijd op eigen kracht de lage landen bij de zee zal bevolken?

Lokken
Begin jaren negentig was het WNF nog vast van plan de 'vliegende deur', zoals de zeearend vanwege zijn omvang en rechthoekige silhouet wel genoemd wordt, een handje te helpen bij het in bezit nemen van Nederland. Nu ziet de organisatie daarvan af. Wouter Helmer, de bioloog die destijds een herintroductieplan schreef: „Toen wij onze plannen maakten, moest de grote hausse in de populatiegroei nog komen. Daarom wilden wij enkele in dierentuinen gekweekte arenden in Nederland loslaten, in de hoop dat zij in de winter, als allerlei zwervende jonge zeearenden ons land aandoen, een wilde partner aan zouden lokken.”

De plannen van WNF veroorzaakten veel opschudding in natuurbeschermend Nederland. Vogelbescherming was fel tegen. Stichting Faunabeheer spande een rechtszaak aan. Vorig jaar kreeg WNF eindelijk de felbegeerde vergunning voor herintroductie van de zeearend, die hier naar alle waarschijnlijkheid in de Middeleeuwen wel voorkwam, maar daarna in ons land is uitgestorven. WNF zal desondanks geen gebruikmaken van haar vergunning. De verrassend snelle groei van de Europese arendenpopulatie haalde de Nederlandse discussie in.

De zeearend broedt nu al met succes op slechts 150 kilometer van de Nederlandse grens. Hoe lang duurt het nog voor hij ons land heeft bereikt? „Vijf jaar”, voorspelt Thoman Neuman. Johan Bekhuis, als bioloog voor WNF-Nederland werkzaam, is voorzichtiger. „Binnen tien jaar zou moeten kunnen. Kijk hier eens om je heen. Waarin verschilt de omgeving van het Steinhuder Meer nu van een gebied als de Volkerak, de Biesbosch of het Zuidlaarder Meer? Toch eigenlijk in niets? In beide gebieden bruist het van de vis en de watervogels: de voornaamste prooien van de visarend.”

Scherpe ogen
Die 150 kilometer die hij nu nog van Nederland verwijderd is, stelt voor een arend niets voor, stelt Bekhuis. „Als hij hier bij het Steinhuder Meer opstijgt tot anderhalve kilometer hoogte, ziet hij met zijn scherpe ogen Nederland al liggen!”