Wetenschap 10 oktober 2000

„Rode Lijst moet ruim baan krijgen”

Door N. Sterk
De visarend die daarnet nog stond te bidden, vliegt alweer op uit het water, een flinke vis tussen z'n poten. Onder hem, op de oever, klapwiekt zijn bedrieglijk echte maar toch kunstmatige evenknie z'n rondjes op de kracht van de wind. De grauwe ganzen die de graslanden kaalvreten, zijn danig ontzien van de moderne verschrikker en dat is ook de bedoeling. De laatste boer in het nieuwe ”wetland” tussen het Naardermeer en de Ankeveense Plassen zal echter niet zo heel lang meer standhouden.

Gradus Lemmen is voor Natuurmonumenten beheerder van het Naardermeer, en onder zijn opzicht valt ook het nabijgelegen natuurontwikkelingsgebied Hilversumse Bovenmeent. De Bovenmeent is de natte zone die op dit moment ontstaat tussen de natuur van het Naardermeer en die van de Ankeveense plassen.

Vlak tegen de oude rijksweg Hilversum-Amsterdam die het gebied doorsnijdt, verscheen, na eerdere afgraving van de weidegrond, in de afgelopen maanden een nieuw moerasgebied. Het kersverse wetland wordt gevoed met water dat vanaf de Utrechtse Heuvelrug noordwaarts sijpelt. De begroeiing van de natte vlakten bestaat nu nog voornamelijk uit pitrus, een plantensoort die hier goed gedijt dankzij de veertig jaar van intensieve bemesting die aan het huidige natuurbeheer voorafging. Spontane rietbegroeiing moet echter betrekkelijk snel kunnen volgen.

„Wij maken plannen en voeren die uit”, zegt Lemmen, „maar de natuur zelf doet het toch altijd net weer even anders.” Met gebruikmaking van het afgegraven laagveen bouwde Natuurmonumenten een aarden wal in de open vlakte, bedoeld om daarachter zeldzame vogelsoorten wat rust te bieden. Een vogelkijkhut op een strategische plaats moest de nieuwsgierigheid van wandelaars en vogelaars in goede banen leiden. „Nu blijkt dat de meeste vogels de plassen vóór de hut links laten liggen en juist hun toevlucht zoeken in de richting van de drukke weg. Alle ornithologen en vogelkijkers stonden afgelopen zomer hier op het fietspad in plaats van in de kijkhut.”

Model
De Hilversumse Bovenmeent staat dezer dagen model voor de dingen die vanaf morgen moeten gaan plaatshebben in De Venen, onderdeel van het Groene Hart. Het gaat daarbij ondermeer om de Nieuwkoopse Plassen en De Botshol. Morgen vallen in het gebied de laatste, definitieve besluiten over de ruimtelijke inrichting. Voor het grootste deel van De Venen ligt de inrichting als natuur- of agrarisch gebied al sinds twee jaar vast, maar voor enkele gebieden (samen 850 hectare) lukte het destijds niet een keuze te maken: de polders Groot-Mijdrecht-Noord, Gagel-Donkereind en Nieuwkoop-Zegveld.

De plannen rond het strategisch groenproject (sgp) De Venen dateren van acht jaar geleden. In het ”Structuurschema groene ruimte” (1993) wees de rijksoverheid zestien strategische groenprojecten aan. Die sgp's beogen versnelde ontwikkeling van nieuwe natuur, recreatiegebieden en bossen. De Venen (2800 hectare) is een van de grootste van de zestien projecten en een van de eerste die in uitvoering komen.

Sommige stukken van De Venen behoren tot de laagstgelegen delen van Nederland. Polders zoals Nieuwkoop en Groot-Mijdrecht liggen 5 tot 6 meter onder NAP. Als het waterpeil in de natuurgebieden worden vergeleken met die van de omringende landbouwgronden, blijkt er echter sprake te zijn van een omgekeerde wereld. De natte natuur ligt meters hoger dan de omringende polders die voortdurend worden drooggemalen.

Voor boeren is het ideale slootwaterpeil 80 centimeter onder het maaiveld van de polder. Als gevolg van de peilverlaging klinkt het veenpakket echter steeds verder in en daalt de bodem, jaarlijks wel met zo'n 12, 13 millimeter. Maar hoe verder de bodem daalt, hoe lastiger en duurder het wordt om de polder droog te houden.

Terwijl in de laaggelegen polders het peil kunstmatig laag wordt gehouden, gebeurt in de hogergelegen natuur het omgekeerde. Uit de natuurgebieden lekt dus voortdurend water richting diepe droogmakerijen. Elk dag lekt er bijvoorbeeld uit de Nieuwkoopse Plassen evenveel water weg als het dagelijkse waterverbruik van een stad met 70.000 inwoners, ruwweg zo'n 10.000 kubieke meter.

Om de verdroging van de natuurgebieden tegen te gaan, moet gebiedsvreemd water worden binnengelaten, in het geval van de Nieuwkoopse Plassen en De Botshol samen jaarlijks 6 miljoen kubieke meter. Dat troebele water is verre van schoon, het gaat om een mix van Rijnwater, 'gezuiverd' afvalwater uit rioolzuiveringsinstallaties en water uit landbouwgebieden waarin veel te veel zout en meststoffen zitten. Tot nu toe werd het vuile inlaatwater voor de Nieuwkoopse Plassen chemisch gezuiverd, maar dat kost veel geld, energie en chemicaliën en is dus weinig duurzaam. Jaarlijks kost deze vorm van waterzuivering circa 1 miljoen gulden.

De nieuwe natuur in De Venen, die een bijdrage moet gaan leveren aan het tegengaan van de verdroging van de bestaande natte natuurgebieden, moet gezien worden in een groter verband. Natte gebieden worden wereldwijd bedreigd door drooglegging. Die bedreigde status leidde tot de hoge internationale waardering en erkenning voor wetlands, die voor het eerst werd vastgelegd in de Conventie van Ramsar in 1971.

Het Nederlands laagveengebied is een belangrijke schakel in de Midden-Europese laagvenen zoals die verder alleen maar voorkomen in Duitsland en Polen. Het prachtige Naardermeer, ooit bedoeld als vuilstortplaats voor de hoofdstad, is een voorbeeld van een belangrijk Nederlands wetland, en in De Venen gaat het nu om de Nieuwkoopse Plassen en De Botshol.

De nieuwe natuur in De Venen krijgt tegelijk ook een waterbergende functie: op die manier levert het gebied een belangrijke bijdrage aan het voorkomen van wateroverlast. Bovendien kan straks in natte perioden schoon, gebiedseigen water worden bewaard voor gebruik in droge tijden, die naar verwachting vaker zullen gaan optreden.

De natte gebieden zijn voor veel kwetsbare soorten –allemaal staan ze op de Rode Lijst van met uitsterven bedreigde planten en dieren– het ideale leefgebied. Liefst 46 voor laagveen kenmerkende hogere planten en 31 soorten broedvogels staan op de Rode Lijst. Krabbenscheer, grote boterbloem, moeraslathyrus en groenknolorchis hebben het laagveengebied als voornaamste groeiplaats en de moerassen bieden broedgelegenheid aan soorten zoals purperreiger, roerdomp en zwarte stern. Trekvogels doen op hun route de Nederlandse laagveennatuur aan om te rusten en te foerageren.

Gradus Lemmen: „Als je in Nederland iets onder water zet, heb je meteen succes. In de Bovenmeent werd pas op 6 januari 2000 het waterpeil verhoogd. Deze zomer al zaten er kwartelkoningen in het gebied, en zelfs het porseleinhoen dook al op. Knobbelzwanen, smienten, van alles komt er direct op af. De purperreiger vindt het prachtig, die nieuwe natuur. Hij staat veel liever in water van 10 tot 50 centimeter diepte dan op plekken waar hij een meter diep moet happen om aan zijn voedsel te komen.”