Binnen tien jaar is de helft van de melkveehouders gerobotiseerd
Melkrobot als stalen stalknechtDoor W. J. Eradus Wat je twee keer per dag moet doen, moet je automatiseren. Boer G. van Veldhuizen doelt op zijn melkrobot die zijn koeien niet twee maar zelfs drie keer per dag voor hem melkt. Hij was de eerste melkveehouder in Nederland die zo'n complex apparaat aanschafte. Een impressie over heden, verleden en toekomst van de geautomatiseerde melktechniek.
Mei 1992 wordt Miros, de eerste melkrobot van Prolion, afgeleverd in Lunteren. Van Veldhuizen: Het zag er veelbelovend uit, allemaal hightech, prachtig. Maar we kwamen er al gauw achter dat de robot meer werk kostte dan bespaarde. Het systeem was op dat moment gewoon nog niet praktijkrijp. Tweeënhalf jaar was het modderen, ondanks de uitstekende begeleiding door de leverancier. Dan denk je wel eens: Waar ben ik aan begonnen? Maar goed, de ontwikkelingen zijn niet stil blijven staan. De kinderziekten zijn eruit gehaald en de software is enorm verbeterd. Nu zijn we acht jaar verder en ik gebruik nog steeds hetzelfde systeem, dat tot volle tevredenheid werkt de storingsdienst kwam in februari, al een halfjaar geleden, voor het laatst langs!
Mijn koeien (70 in totaal) grazen het grootste deel van de dag ongestoord in de wei, maar 's middags halen we ze wel in de stal. We bekijken iedere koe op zaken als gezondheid en tochtigheid. Als de dames daarna een bezoek aan de melkrobot hebben gebracht, mogen ze weer naar buiten. De koeien mogen dan zelf bepalen wanneer ze zich laten melken. Als lokmiddel krijgen ze een bietenpulpbrokje, dat valt erg in de smaak. Gemiddeld melkt de robot ze zo'n drie keer per dag. Levert dat nu ook echt voordelen op? Belangrijk is de productieverhoging. Door drie keer in plaats van twee keer te melken, produceert de koe rond 10 procent meer melk, dus kun je eigenlijk met een kleinere veestapel je melkquotum volmaken. De vulling van de uiers is daarbij minder, waardoor je minder kans hebt op uierontsteking. Ook heeft de koe minder stress omdat ze min of meer haar eigen ritme kan bepalen. Dat draagt ook bij tot een langere economische levensduur. Glimlachend: Ik heb hier nog oudgedienden die in 1992 de komst van de robot hebben meegemaakt. Die zijn nu minstens tien jaar oud, maar hun melkproductie is nog steeds behoorlijk! En dan heb ik het nog niet eens over de arbeidsbesparing. Je kunt veel flexibeler je tijd indelen. Dankzij onze stalen stalknecht kan ik er ook nog heel wat varkens en kippen bij houden. Farm 2000
Bij de ontwikkeling van de melkrobot heeft het jaar 2000 altijd gediend als een ijkpunt. Onderzoekers en fabrikanten droomden binnen de kaders van het ambitieuze project Boerderij 2000 van een succesvolle doorbraak van de melkrobot in dit magische jaar. Ondanks jarenlang onderzoek en ontwikkeling was de marktintroductie in 1992 nog niet echt een succes. Er waren technische mankementen, melkbekers die niet konden worden aangesloten en ook de melk bleek van mindere kwaliteit. De sceptici konden breed uithalen. Op dezelfde manier verging het in de vorige eeuw de inmiddels alom ingeburgerde melkmachine. De eerste uitvoering (1862) werd omschreven als een elastieken marteltuig dat de melk uit de tepels kneep. Over de elektrische melkmachine met pulsator waarop de Schot Alexander Shield in 1894 octrooi kreeg, meldde de Veldbode ook niet veel goeds: Zo'n stomme, hersenloze machine zal nooit een goede melker kunnen vervangen. Bovendien kan hij de koe nooit het gevoel van moederweelde geven zoals een goede melkknecht dat kan. Maar als er na de Tweede Wereldoorlog een groot gebrek aan arbeidskrachten in de landbouw is, komt deze machine toch goed van pas om de rol van de handmelker over te nemen. De echte doorbraak heeft plaats in de jaren zeventig. De uiers van de hoogproductieve koe bevatten dan inmiddels een dubbele melkhoeveelheid. Bovendien zijn de spenen veel kleiner geworden, aangepast aan de nieuwe eisen van de melkmachine. Alleen de weg voorwaarts ligt open: het verder automatiseren van het laatste handwerk, het aansluiten van het melkstel. Het is een uitdaging die diverse onderzoekscentra in het midden van de jaren zeventig oppakken. Ontwikkeling Binnen Boerderij 2000 is met name baanbrekend speurwerk verricht op het Wageningse onderzoeksinstituut IMAG. De eerste ervaringen werden opgedaan met een robuuste industriële robot van ASEA. Toen deze redelijk de spenen kon vinden, nam landbouwmachinefabrikant Vicon, als een van de industriële partners van B2000, het ontwikkelingstraject verder over. De Technisch Physische dienst van TNO, zorgde voor verbeterde sensoren, voor het opsporen van de spenen. Ultrasone technieken werden daarvoor ingezet, geïnspireerd door de vleermuis, die zijn omgeving met geluidsgolven verkent. Gezien het veelomvattende en specialistische karakter van het bouwen van zo'n melkrobot, is deze inspanning in tweede instantie overdragen aan Prolion. Hun eerste klant was veehouder Van Veldhuizen, die de risico's van deze technologie wel durfde te nemen. Na Prolion kwamen werden ook andere fabrikanten actief in dit marktsegment, zoals Lely met zijn Astronaut, die geen geluid maar laserstralen gebruikt om de spenen te vinden. Het Zweedse concern Delaval (voorheen AlfaLaval) kwam onlangs op de markt met een in het Engelse Silsoe ontwikkeld pneumatisch systeem. Voor het eind van dit jaar komt het Nederlandse bedrijf Insentec ook met een eigen robot, de Galaxy, op de markt. AMS Liberty, Astronaut, Galaxy, Leonardo, Merlin, Miros, Solos, VMS, Zenith, keuze is er inmiddels genoeg. Alleen de aanschafprijs blijft onveranderd hoog met een vanaf prijskaartje tussen 250.000 en 300.000 gulden. Robotmelken omvat overigens veel meer dan alleen maar het automatisch aansluiten van het melkstel, het vervangen van een stukje arbeid door wat dure technologie. Het betekent een compleet nieuwe aanpak van de gehele bedrijfsvoering: bijstelling productieomvang (melkquotum) afhankelijk van de capaciteit van de melkrobot, aanpassingen van de stalinrichting, een vernieuwd managementsysteem en strengere eisen aan sanitaire voorzieningen. Snelle groei Medio 1999 zijn in Nederland 400 melkrobots geplaatst. De toename gaat zeer snel. Onderzoeker Kees van 't Klooster van het IMAG verwacht dat in Nederland binnen tien jaar de helft van de melkveehouders gerobotiseerd zal zijn. Trad Denemarken pas in april 1998 toe met een eerste robot, nu zijn daar al zo'n honderd systemen operationeel. Naar verwachting zal dit aantal binnen tien tot vijftien jaar zal dit oplopen tot meer dan 2000. Denemarken staat een stricte handhaving voor van het bestaande EU hygiëne-directief 89/362, dat visuele inspectie van de kwaliteit van de voormelk vereist. Hoewel de Verenigde Staten een high-techland bij uitstek is, zijn er tot nu toe geen melkrobots geplaatst op boerderijen. Hiervoor zijn eerst aanpassingen nodig in de wetgeving, die nu onder meer eist dat er een persoon aanwezig is bij het melken en reinigen va de melkmachine. Maatschappelijke acceptatie Maatschappelijk draagvlak wordt steeds belangrijker voor het welslagen van nieuwe ontwikkelingen. Op een onlangs gehouden symposium over melkrobots in Lelystad, waar zo'n 250 experts over de jongste ontwikkelingen discussieerden, werd hier met nadruk op gewezen. De samenleving beoordeelt innovaties niet alleen op de voordelen en de kosten, maar vooral ook op risico's en milieueffecten. Bij de veehouderij betreft dat de gevaren voor de consument, maar gaat het ook om het welzijn van het vee. De maatschappij hecht in toenemende mate aan de weidegang: grazende koeien zijn aantrekkelijk om te zien. Het buitenverblijf bevordert het welzijn van de koe: de conditie van de hoeven verbetert en de onderlinge agressie neemt af. In Zweden is het al wettelijk verboden de koeien voortdurend op stal te houden. Het is niet onmogelijk dat dit soort zaken op termijn zal worden vertaald in een verdere aanscherping van de EU richtlijnen. Voor de publieke acceptatie van het robotmelken is een evenwichtige beeldvorming heel belangrijk. Experimenten op de proefboerderij van het IMAG tonen aan dat de melkrobot goed is te combineren met weidegang. De koeien komen vrijwillig gemiddeld bijna 3 keer per dag naar robot. Grazen in de weide is niet alleen leuk om te zien, het geeft ook een positieve bijdrage tot het welzijn van de koe: de hoeven hebben dan betere conditie, en ook is er minder onderlinge agressie. Neus voor kwaliteit Voedselveiligheid wordt steeds belangrijker in de maatschappij. Hoe krijgt en houdt de consument vertrouwen in de witte motor? Om na te gaan of melk mogelijk afkomstig is van een koe met mastitis (uierontsteking), wordt gekeken naar het celgetal, het aantal afgestorven cellen per milliliter. Dit moet duidelijk onder de 400.000 zitten, anders is er iets mis. Door tijdens het melken de elektrische geleidbaarheid te meten, kan mastitis ook worden opgespoord. Toch geeft deze eenvoudig toe te passen meettechniek in de praktijk vaak niet voldoende informatie over dit belangrijke ziektebeeld. Combinatie met andere metingen zoals die van de melkgift en -temperatuur geeft een beter resultaat, alhoewel een automatische interpretatie erg lastig is. Algemeen kan worden gesteld, dat er met toenemende eisen aan voedselveiligheid ook meer specifieke en meer betrouwbare meetmethoden moeten worden ontwikkeld. Een steeds verdere aanscherping van de wetgeving kan dit zelfs afdwingen. De melkrobot van de toekomst zal niet alleen maar handig moeten zijn om de melk probleemloos uit de uier te pompen, maar zal ook steeds meer verfijnde zintuigen krijgen om de verse koemelk direct te controleren op allerlei ongerechtigheden. Van penicillineresiduen tot het vóórkomen van dioxine, maar ook voor het vaststellen van het juiste tijdstip van inseminatie via het bepalen van de progresteron concentratie. Veel onderzoekscentra zijn druk doende om zeer selectieve en gevoelige biosensors te ontwikkelen. De komende generatie melkrobots zal zeker herkenbaar zijn aan zijn fijne neus. |