Wetenschap | 1 augustus 2000 |
Een nieuwe band met AirbusOp initiatief van het Nederlands Instituut voor Vliegtuigontwikkeling en Ruimtevaart (NIVR) is in oktober 1996 een platform gestart voor Nederlandse partijen die in het A3XX-project zijn geïnteresseerd: industriële bedrijven, ingenieursbureaus, kennisinstituten als TNO en het Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium (NLR). Doel van dit A3XX-forum is het uitwisselen van informatie over ontwikkelingen bij Airbus en in het bijzonder de A3XX. Verder verkennen de deelnemers hierin de mogelijkheden voor samenwerking. Op deze wijze kunnen de contacten vanuit Nederland met Airbus Industrie gestructureerd verlopen. Inmiddels hebben zo'n vijftien bijeenkomsten plaatsgehad. Begin 1998 heeft de overheid besloten de Nederlandse luchtvaartindustrie te ondersteunen bij een deelname aan de ontwikkeling van de A3XX. Hiervoor is 320 miljoen gulden vrijgemaakt. De duidelijke stellingname van overheid en bedrijfsleven heeft zeer positief uitgewerkt, met als resultaat een overeenkomst tussen Stork Aerospace (namens de Nederlandse industrie) en Airbus voor een mogelijke deelneming van 2,5 procent in de A3XX. Hierin is voorzien dat ook andere Nederlandse bedrijven risicodragend deelnemen. Tot voor kort was Nederland niet meer bij Airbus betrokken. Anders dan de A300 en de A310, zijn de latere versies, de A320, A330 en A340, totstandgekomen zonder inbreng vanuit ons land. Het grote belang van de contracten voor de A3XX is dat er een eerste stap is gezet voor een nieuwe, mogelijk langdurige relatie tussen de Europese vliegtuigbouwer en de Nederlandse luchtvaartindustrie. Alleen al voor de A3XX is hiermee een omzet van circa 400 miljoen gulden op jaarbasis gemoeid. In de toekomst kan dit bedrag nog vele malen groter worden. Het NIVR is van mening dat de A3XX alleen succesvol kan zijn als de kosten per gevlogen stoelkilometer minimaal 15 procent lager zijn dan die van de bestaande concurrenten, de Boeing 747-400 en 777. Dit betekent een sterke druk op de verkoopprijs en daardoor de kostprijs van de A3XX. Verder is het redelijk brandstofverbruik een belangrijke factor. Een van de mogelijkheden om dit te realiseren is het gebruik van nieuwe materialen die óf tot een lager constructiegewicht leiden óf bij gelijkblijvend gewicht tot een lagere kostprijs van de constructie. In Nederland zijn, met financiële ondersteuning van het NIVR, twee nieuwe materialen ontwikkeld die deze potentie zonder meer hebben, waaronder het vezelmetaallaminaat glare en een vezelversterkt kunststofmateriaal (koolstof- of glasversterkte PPS thermoplast) van Ten Cate Advanced Composites. Deze materialen bieden een goed uitgangspunt voor een Nederlandse deelname in de A3XX, waarmee het belang van technologieontwikkeling, mede ondersteund door de overheid, weer eens kan worden vastgesteld. De overheidssteun voor nieuwe technologieontwikkeling is de laatste jaren niet slecht. Het is noodzaak die trend vast te houden. Anders is Nederland over tien jaar een onaantrekkelijke partner voor dit soort projecten. Zonder die overheidssteun redt de industrie het niet. Ir. F. J. M. Beuskens, senior projectingenieur bij NIVR, afdeling luchtvaart |