Wetenschap 30 mei 2000

De sterrenhemel in juni

Door W. G. Hulsman
De zon staat hoog, de nachten zijn kort. Juni is de minste maand voor sterrenkijkers. Dit jaar is het bovendien een maand met weinig astronomische belevenissen. Afgezien van Mercurius laten de planeten zich amper zien. De laatste dagen van juni trekken Saturnus en Jupiter nog wel de aandacht van vroege vogels. De sterren blijven echter heel de maand en die vertellen hun verhaal.

Prominent aanwezig is de ster Arcturus die hoog aan de zuidelijke hemel staat. Arcturus is na de 'winterster' Sirius de helderste ster aan de hemel en valt ook op door zijn goudgele kleur.

Arcturus –of Berenhoeder– is een rode reus die relatief dicht bij de zon staat. Een reiziger die met de snelheid van het licht zou kunnen reizen –300.000 kilometer per seconde– heeft zo'n 36 jaar nodig om op Arcturus aan te komen.

De heldere ster maakt deel uit van Boötes of Ossendrijver. Een sterrenbeeld dat haar naam volgens de mythologie te danken heeft aan de uitvinder van een van de belangrijkste werktuigen, de ploeg.

Achter dit sterrenbeeld aan komen Noorderkroon, dat direct naast Boötes ligt, en iets later komt de grote constellatie Hercules hoog in het zuiden. In het oosten is een van de drie heldere sterren van de zomerdriehoek, Wega, alweer te bespeuren.

Pikdonker wordt het in de juninachten niet meer. De zon zakt nauwelijks onder de horizon. Hemellichamen die niet helder stralen, zijn daardoor moeilijk waarneembaar.

In het noorden kan door dit zwakke schemerlicht van de zon hoge sluierbewolking te zien zijn. Het gaat dan om een dunne wolkenlaag die zich ver boven de andere wolken op zo'n 80 kilometer hoogte in de atmosfeer bevindt.

Vakantie
Planetenjagers kunnen deze maand op vakantie, want het merendeel van de planeten bevindt zich in de zonnegloed en valt daardoor niet waar te nemen. Slechts Mercurius is te zien, en dan alleen maar de eerste helft van de maand. De kleine binnenplaneet is in het westnoordwesten te vinden en staat een klein uur na zonsondergang op ongeveer een vuisthoogte –bij een gestrekte arm– boven de plaats waar de zon achter de horizon verdween.

Vanaf de tiende juni laten Jupiter en Saturnus hun gezicht weer zien. Nu vroeg in de ochtend boven de oostelijke kim. Jupiter is de helderste van de twee. Saturnus staat ”rechts” van de reuzenplaneet. De twee komen elke week hoger en lopen daarbij steeds verder uit elkaar.

In de vroege ochtend van de achtentwintigste juni om 4.20 uur staan Jupiter en Saturnus mooi op een rij met de smalle maansikkel die nog verder naar rechts staat. Een dag later staat de maan –die op de zeventiende vol was– op hetzelfde tijdstip onder Jupiter.

Zomer
Op 21 juni start de zomer weer. Om 3.48 uur bereikt de zon haar noordelijkste punt boven de aardbol en zijn de dagen, op het noordelijk halfrond, het langst.

Het kan vreemd lijken dat de zon al weer zakt, terwijl de zomerse temperaturen hun hoogtepunt nog lang niet bereikt hebben. Vooral het water in onze omgeving heeft echter enige tijd nodig om opgewarmd te worden. Dat verklaart waarom de heetste dagen meestal pas in juli en begin augustus vallen. In de winter is er ook zo'n naijleffect. Astronomische gezien start dat seizoen op 21 december, maar de koudste maanden op het noordelijk halfrond zijn januari en februari.