Wetenschap 9 mei 2000

Nieuwe Nederlandse
plantengids is aanwinst

Door T. J. Lucas
Nederland is een plantengids rijker. De ”Flora van de lage landen” biedt een zo compleet mogelijk overzicht van de in ons land en in Vlaanderen groeiende planten. Dat zijn er dik 1300. In een aantal opzichten is de gids uniek: van (zo goed als) alle vermelde soorten is een foto geplaatst en de bloemkleur dient als de belangrijkste leidraad in de zoektocht naar de naam van een plant. De gids is gemaakt voor beginnende floristen. Determineren wordt met deze flora achter de hand een wel heel plezierige bezigheid.

De ”Flora van de lage landen” is gebaseerd op twee interactieve plantengidsen. De eerste is de cd-rom die behoort bij het leerboek ”Biologie voor jou”. Met behulp van de schijf kunnen leerlingen van middelbare scholen 500 in ons land algemeen voorkomende plantensoorten op naam brengen. Daaruit kwam de Interactieve Flora van Nederland en Vlaanderen voort, met 1400 soorten. Op deze cd –een publieksversie– is veel beeldmateriaal samengebracht. De foto's zijn gemaakt door de beste amateur-plantenfotografen en floristen die onze vaderlandse bodem voortbracht. Verder kan de gebruiker nagaan waar de desbetreffende planten voorkomen. Ideale gegevens voor mensen die een excursie voorbereiden. Doelgroep is de beginnende florist.

De ”Flora van de lage landen” is, evenals laatstgenoemde interactieve flora, een vrucht van Jan Marijnissen. Hij is als wetenschappelijk onderzoeker verbonden aan het Instituut voor Leraar en School (ILS) van de Katholieke Universiteit Nijmegen (KUN). De gids is de eerste complete Nederlandse flora in boekvorm waarin fotomateriaal is opgenomen van elke plant. Althans, voorzover ik kon nagaan, op zes soorten na: bastaardpaardenstaart, blauw kweldergras, doffe ereprijs, oranjegele paardenbloem, puntig fonteinkruid en slofhak. Van deze planten is overigens wel een duidelijke tekening in kleur geplaatst.

Kleuren
Het zoeken op de kleur van de bloem is tegelijkertijd handig en een beperking. Handig, want je hoeft als leek niet eerst, zoals in de Heukels, of in de Heinsius, Heimans en Thijsse, eerst de familie te bepalen om een onbekende plant te kunnen determineren. De beperking zit mijns inziens daar op vast, dat het bepalen van de kleur subjectief is en dus berust op interpretatie. Wat is wit? Of groen? Of bruin?

Stel, je loopt door een weiland en je vindt pinksterbloem. Thuisgekomen –de Flora is niet echt een gids die in de binnenzak past, en weegt met zijn goed 700 pagina's ook nogal wat– laat je je ogen gaan over de pagina's met een paarse balk langs de rand. ”Bloemkleur paars, violet, purper of lila”, verklaart de inhoudsopgave. Wat je ook vindt, geen pinksterbloem, want die is gerangschikt onder de planten met een witte bloem. De kleur kan, volgens de gegevens ter plaatse, nogal variëren. Wit of paars, violet, purper of lila. Om er niet meer te noemen, ook sikkelklaver (verschijnt vaak met gele bloemen) en echte tijm (dikwijls met een roze, lila of paarse bloeiwijze) zou je wellicht niet direct onder ”Bloemkleur wit” zoeken. Problemen van dezelfde aard doen zich ook voor bij planten die meerkleurige bloemen hebben (bijvoorbeeld kleine keverorchis: bruinrood en groen), of die per definitie in twee kleuren bloeien, zoals de gewone smeerwortel. De ene plant draagt witte bloeisels, de andere bloeit ergens tussen paars en lila. Het gaat in beide gevallen om exact dezelfde soort.

De auteur heeft tijdens het rubriceren natuurlijk gezocht naar een soort 'grootste gemene deler'. Dat kan ook niet anders. Vaak heeft de bloemkleur te maken met de bodemgesteldheid. En wie kan vertellen waar lila ophoudt en paars begint? Marijnissen is in zijn voorwoord overigens wel zo eerlijk om te bekennen dat determineren aan de hand van de in het boek gegeven kenmerken niet altijd mogelijk is. Vooral gras- en zeggensoorten zijn, zeker voor een beginneling, niet mals. De interactieve flora biedt volgens hem dan uitkomst.

Voorvoegsels
Er is nog iets, waar ik tegen aanliep. Het boek biedt achterin een verklarende woordenlijst, met daarin uitleg van de betekenis van delen van de wetenschappelijke namen, vervolgens een register van de Nederlandse en als laatste een van de wetenschappelijke namen. In de index met Nederlandse namen zoek ik echter tevergeefs naar ”brandnetel”, ”ereprijs”, ”dovenetel”, of ”smeerwortel”. Die dingen bestaan niet. Als je het juiste voorvoegsel niet weet (grote/kleine, vroege, gele of gewone), dan is het bladeren geslagen. Dat verveelt niet gauw in deze prachtige uitgave, maar het is niet effectief. Heukels, Heimans en anderen, maar ook Readers Digest's ”Planten” bieden die informatie wel.

De flora van Marijnissen maakt de geïnteresseerde overigens snel bekend met het 'kenmerkenjargon'. Schematisch, aan de hand van tekeningen, komt de bouw van een plant aan de orde: bladvormen, nervatuur, bloeiwijze, bloemvorm, vruchten, stengel, en wortel. In het deel van de soortbeschrijvingen meldt de tekst onder elke foto bijzonderheden over de desbetreffende plant en geeft uitleg over de herkomst van de wetenschappelijke naam. Ook de verspreidingsgegevens komen globaal aan de orde. Een gerasterde kolom daarnaast geeft alle uiterlijke kenmerken van de bloem, het blad, de stengel en de wortel, plus biotische gegevens. Familienamen kom je in deze uitgave niet tegen, maar dat heeft met de determinatiemethodiek en de doelgroep te maken.

Verwondering
Door zijn volledigheid, actualiteit en schitterende foto's is dit werk een grote aanwinst voor de rechtgeaarde plantenliefhebber, of dat nu een leek is of een professional. Hoe dan ook, zodra je je in de ongelooflijk genuanceerde plantenwereld verdiept, krijg je te maken met gevoelens van verbazing en verwondering. En daar was het Marijnissen om te doen.

Flora van de lage landen, door J. Marijnissen; uitg. Tirion Baarn, 2000; ISBN 90 4390 075 3; 704 blz.; ƒ 79,90.