Wetenschap 25 april 2000

Directeur duurzame energie Nuon: Dit slaat nergens op

Don Quichot strijdt
tegen windmolens

Door E. de Frel
„Windmolens, hoe enorm groot en hoog en wáár ze ook gebouwd worden, zullen op geen stukken na eenduizendste deel van de elektriciteit kunnen opwekken van wat één redelijk grote machine in een elektrische centrale kan presteren.”

Een typerende zin uit het boekje ”Windmolens, fictie en feiten”. De auteur, ir. J. A. Halkema, „is de leugens over windenergie meer dan beu.” Vorige week woensdag, bij de introductie van zijn boekje, gaf de gepensioneerde ingenieur daarop een toelichting. In ”Windmolens, fictie en feiten” staan veel uitroeptekens, onderstreepte zinnen en vette teksten, veelvuldig gelardeerd met de woorden ”gek” dan wel ”stapelgek”. De lezer ziet tussen de regels door een verbijsterde Halkema zijn hoofd schudden. De oude ingenieur snapt niet dat iedereen in het nut van windmolens gelooft. Hij windt er in zijn boek dan ook geen doekjes om. Allerlei sommen die volgens hem bewijzen dat windmolens verre van lucratief zijn, rekent hij de lezer voor.

Energiedeskundigen rekenen graag met hem af. „Wat die man zegt, slaat nergens op”, zegt dr. A. M. C. Goedmakers, directeur van de afdeling duurzame energie van Nuon.

Tijdens de presentatie ontvouwde de auteur gedreven zijn theorieën. „Windmolens leveren gemiddeld maar 20 procent van hun maximale vermogen. Heel begrijpelijk, er zijn genoeg dagen waarop het gewoon niet hard waait. En aangezien een windmolen pas een beetje stroom gaat opwekken bij windkracht 4, zijn er vele dagen waarop geen vermogen geleverd wordt.”

Halkema hamert vooral op het verschil tussen vermogen en energie, dat journalisten volgens hem niet schijnen te begrijpen. „Als iemand zegt dat een windmolen 1 kilowatt (kw) maximaal vermogen heeft, dan heeft hij het dus nog niet over energie. Want energie is het vermogen keer de tijdsduur. Over een jaar genomen komt een windmolen maar een paar keer eventjes op het maximum. De rest van de tijd staat hij stil, of wekt hij veel minder vermogen op. De energie die een windmolen produceert, is dus het gemiddelde vermogen per jaar. Dan heb je het over kilowatt per jaar (kwj).”

Huishoudens
Halkema's verbolgenheid komt ook voort uit de technische termen die volgens hem iedereen in de mond neemt. „Ze spreken over gigantische getallen zodat het heel wat lijkt, maar ze gebruiken gewoon kilowattuur (kwh). Dan is het altijd een hoog getal. Ik spreek liever over kilowatt per jaar, dan kun je het wat realistischer bekijken.”

Halkema houdt van vergelijkingen om iedereen te overtuigen. „Wij bouwen in Nederland voor vele honderden miljoenen guldens enorme bouwsels met op 60 of 70 meter hoogte een machine die gemiddeld niet meer presteert dan de motor van een middelgrote auto. En dat nog in een gunstig geval.”

De ingenieur benadrukt dat windmolens prachtige, ingenieuze apparaten zijn; niettemin heeft hij er geen goed woord voor over. Ook niet wat de milieuvriendelijkheid betreft. „De windmolens in Nederland zijn zelfs met vele tienduizenden volledig machteloos om ook maar een minieme bijdrage aan de oplossing van het mondiale CO2-probleem te leveren”, stelt hij nuchter. „In het groene streven naar schone energie worden windmolens als nuttige producenten gezien, maar ik heb al aangetoond dat hun bijdrage subminimaal is.”

Krankzinnig
Het geplande windenergiepark Delfzijl-Zuidoost moet het grootste van Nederland worden. Halkema maakt een rekensommetje uit z'n hoofd: „Er komen 38 windturbines en het maximale vermogen is gepland op 1500 kw per molen. De turbines zullen met een productiefactor van 20 procent per jaar 11.400 kwj opleveren. Het Nederlandse elektriciteitsgebruik bedraagt 9.132.000 kwj, zodat dit grote Delfzijlse windpark slechts 1,25 promille aan onze elektriciteitsbehoefte zal bijdragen. Is dat niet dwaas?” De technicus maakt een machteloos gebaar, terwijl hij de aanwezigen enthousiast toespreekt, leunend op zijn stok.

„De elektriciteitsbehoefte in Nederland neemt jaarlijks met 3 procent toe. Om hieraan voor nog niet eenderde deel te voldoen, zijn 761 windmolens nodig die zo'n 19 vierkante kilometer ruimte in beslag nemen. Dat is toch krankzinnig!”

Windenergie krankzinnig? Natuurlijk niet, zegt mevrouw dr. A. M. C. Goedmakers, directeur van de afdeling duurzame energie van Nuon. Zij is het bijzonder oneens met Halkema. „Het slaat nergens op. Wij weten heel goed dat er maar een bepaald percentage van het maximumvermogen geleverd wordt. Wij weten dat alles van de wind afhangt en dat de productie minder is als het minder hard waait. Daar houden we natuurlijk rekening mee, zowel in onze prognoses als in onze berekeningen.”

Een windmolen gaat pas energie produceren als de wind boven kracht 3 à 4 komt, geeft Goedmakers toe. En ja, het kost natuurlijk wel wat. „Windenergie kost ongeveer 2,5 miljoen gulden per geïnstalleerde megawatt vermogen.” We verbruiken volgens Goedmakers met z'n allen in Nederland 80.000 gigawattuur (Gwh) per jaar. Daarvan is ongeveer 800 Gwh afkomstig van windenergie. Eén procent dus. Windenergie opwekken is twee keer zo duur als de reguliere elektriciteitsproductie. Zonne-energie is tien à twintig keer zo duur.

Het centrale uitgangspunt is vermindering van de koolstofdioxide-uitstoot. Daar draait alles om. Goedmakers: „Wat Nuon betreft, moet eind dit jaar in Nederland 5 procent van de gebruikte energie groen zijn. In 2010 hopen we dat op 10 procent te hebben. En dat dus alleen voor Nuon. Voor heel Nederland geldt voor die 10 procent de streefdatum van 2020.”

Samenzwering
Professor G. van Kuik, van de Technische Universiteit Delft, voorspelt dat het nog moeilijk zal worden om die streefdatum te halen. „We liggen achter. Vooral als je kijkt naar Denemarken en Noord-Duitsland met respectievelijk 10 en 16 procent duurzame energie.”

Van Kuik verwerpt de uitspraken van Halkema resoluut. „Hij heeft zeker gelijk op een aantal punten, maar hij doet het voorkomen alsof het één groot complot is. Hij interpreteert het verkeerd.”

De hoogleraar benadrukt dat windmolens behalve een betere manier van energie opwekken ook een andere attitude met zich meebrengen. De windmolens zorgen ervoor dat het begrip ”stroom” handen en voeten krijgt en dat het uit de anonimiteit wordt gehaald. „Stroom en de opwekking ervan komen dichterbij, worden concreter. Bovendien gaan mensen, doordat ze dagelijks windmolens en dergelijke zien, zelf meer nadenken over het milieu en waarschijnlijk gaan ze dan ook bewuster om met energie. Termen zoals ”groene stroom” en ”duurzame energie” zijn tastbaar geworden. Want hoe dan ook, die CO2-uitstoot moet omlaag. De verbranding van fossiele brandstoffen is gewoonweg te slecht voor het milieu. De hele wereld werkt aan duurzame energie en de verwachting is dat in 2050 de helft van de mondiaal gebruikte hoeveelheid energie duurzaam is,” aldus professor Van Kuik.

Prullenbak
Volgens Van Kuik zijn de opwekkosten van windenergie per kilowattuur nu nog 11 cent, dat is 3 cent duurder dan reguliere energie. Dat verschil zal in de toekomst echter steeds kleiner worden door de ecotaks, een belasting op milieuschadelijke producten zoals fossiele brandstoffen.

Halkema heeft met zijn boek vooralsnog geen revolutie ontketend. Deskundigen verwijzen zijn complottheorieën direct naar de prullenbak. „De man weet niet waarover hij praat”, aldus een geïrriteerde Goedmakers.

N.a.v. ”Windmolens, fictie en feiten” door J. A. Halkema; uitg. Meulema, Nieuwspoort, 2000; ISBN 90 1234 123 1; 40 blz; ƒ 40,-.