Wetenschap 11 april 2000

„Afrikaanse olifant liefst
op lijst II laten”

Door N. Sterk
Meestal vindt een belangenorganisatie het prachtig als kamerleden een minister vragen stellen over dat wat de club beweegt. Een enkele keer ligt het anders. Zes kamerleden willen dat de Nederlandse minister van Landbouw optimale bescherming van de Afrikaanse olifant bepleit. Het Wereld Natuur Fonds (WNF) heeft die bemoeienis nu juist liever even niet. „Laat hem alsjeblieft nog op lijst II.”

Gisteren gestart in Nairobi (Kenia) en in totaal tien dagen te gaan: de elfde Cites-conferentie. Cites staat voor Convention on International Trade in Endangered Species of Wild Fauna and Flora. In het Nederlands: Verdrag inzake de internationale handel in met uitsterven bedreigde soorten, ook bekendstaand als de Conventie van Washington.

Tijdens deze bijeenkomst maken ongeveer 150 landen samen afspraken over de regulering van de handel in bedreigde planten- en diersoorten. Enkele ingediende voorstellen vormen echter een bedreiging voor het voortbestaan van onder andere de karetschildpad, twee soorten walvissen en de Afrikaanse olifant, zegt het Wereld Natuur Fonds bij monde van Jikkie Jonkman. Jonkman is manager van de unit soorten van het WNF.

Begin jaren zeventig nam de handel in bedreigde soorten wereldwijd zulke ernstige vormen aan dat maatregelen moesten worden genomen. In 1973 werd daarom in Washington een internationaal verdrag opgesteld waarin de handel in wilde planten en dieren gereguleerd werd, om te voorkomen dat de soorten in hoog tempo achter elkaar uitsterven. De overeenkomst werd van kracht in 1975, Nederland trad tot Cites toe in 1984. Nog steeds melden landen zich aan bij het secretariaat in Zwitserland.

Gewijzigd inzicht
Sinds de oprichting van Cites veranderden de opvattingen over wildlife-handel echter nogal. Werd de handel in wilde dieren en planten eerst vooral als verwerpelijk beschouwd, geleidelijk groeide steeds meer het besef dat internationale handel ook een gunstig effect kan hebben op het behoud van soorten en ecosystemen. Ook kan de economie van de lokale bevolking in ontwikkelingslanden erdoor worden gediend.

WNF noemt als voorbeeld het fokken van krokodillen en muskusherten in gevangenschap. In 1969 waren alle 23 soorten krokodillen bedreigd of kwetsbaar, op dit moment wordt tweederde van de soorten geëxploiteerd en zijn er nog slechts vier soorten ernstig bedreigd. „Voorwaarde is wel dat wilde dieren en planten worden 'geoogst' volgens het principe van duurzaam gebruik: exploitatie mag geen onomkeerbare schade aanrichten”, zegt de organisatie.

Cites werkt met drie lijsten of bijlagen. Op bijlage I staan de meest bedreigde soorten planten en dieren, die direct met uitsterven worden bedreigd. De reuzenpanda, de zeeschildpad en vrijwel alle neushoorns staan erop. Handel in deze soorten is totaal verboden. Uitzonderingen worden slechts gemaakt als dieren worden uitgewisseld in het kader van een fokprogramma.

Stroper zonder bril
Dieren die iets minder worden bedreigd, staan op bijlage II. Op deze lijst veel papegaaiensoorten, koralen, krokodillen, wilde orchideeën en het in ons land overbekende sneeuwklokje, een kwetsbare uitheemse soort. Zonder regelgeving en registratie is de kans groot dat deze soorten alsnog in gevaar komen. Op de lijst staan ook soorten die zelf niet in gevaar zijn, maar die gemakkelijk kunnen worden verward met de wél met uitsterven bedreigde exemplaren. Voor het geval een stroper z'n bril niet opheeft...

Bijlage III bevat ten slotte de soorten waarvan de handel vanuit één bepaalde lidstaat is verboden. De bandvink is een van de vele zangvogels die door Ghana op deze bijlage zijn geplaatst. De getalsverhouding van de soorten op lijst I, II en III schat Jonkman op 10, 80 en 10 procent.

Het Wereld Natuur Fonds concentreert zich voor Cites-11 op negen diersoorten: walvissen, Afrikaanse olifant, muskushert, karetschildpad, haaien (walvishaai, reuzenhaai, grote witte haai), beren, tijgers, Tibetaanse antilope en steur. Tijdens de conferentie, die elke twee à drie jaar wordt gehouden, komen 62 voorstellen van deelnemende landen ter sprake.

Een van de voorstellen waar het WNF zich komende dagen fel tegen zal verzetten is het verzoek van Zuid-Afrika, Botswana, Zimbabwe en Namibië oude voorraden ivoren olifantenslagtanden te mogen verkopen. Wel zouden huiden of vlees van de Afrikaanse olifanten verkocht mogen worden. Deze delen zijn niet zo waardevol dat er olifanten voor worden gestroopt, aldus Jonkman.

Niet tactisch
Het WNF is eveneens tegenstander van een vraag van de Nederlandse Tweede Kamer en Kenia om alle handel in olifanten en olifantenproducten te verbieden. Zo'n afspraak is volgens Jonkman niet tactisch, omdat enkele Afrikaanse landen dan niet langer meer zullen meewerken aan de bescherming. „Als landen een beetje kunnen verdienen aan een diersoort hebben ze meer belang bij instandhouding ervan.” In Centraal- en zuidelijk Afrika leven nog 300.000 tot 500.000 olifanten, tegen 3 tot 5 miljoen in de jaren veertig.

Het Wereld Natuur Fonds zal zich ook keren tegen een verzoek van Cuba. Dat land wil de zeldzame karetschildpad gaan vangen en verkopen. De kammetjes van deze schildpad zijn veelgevraagd in Japan, waar ze het symbool zijn voor een lang en gelukkig huwelijk. „Het verzoek komt te vroeg. De controle op de verkoop is nog niet goed genoeg georganiseerd”, zegt Jonkman. „Daardoor zou de illegale handel uit andere landen witgewassen kunnen worden.”

WNF steunt wel het voorstel van Amerika en Australië om zeldzame haaiensoorten te gaan beschermen. Onder meer walvishaaien worden gevangen om hun vinnen in de soep te kunnen verwerken. De grote witte haai is bijzonder gewild om zijn kaak. Een kaak levert wel 15.000 dollar op. „Regulering van de handel in producten van al deze grote haaien is bittere noodzaak. We zijn blij als deze voorstellen worden aangenomen.”

De controle op de handel in gestroopte tijgerproducten moet worden versterkt met hulp van Interpol. Tijgers worden gestroopt omdat hun botten zouden helpen tegen reuma. „De inspanningen om de handel in tijgerproducten in te dammen lijken effect te hebben, maar ondanks dat blijft de handel op een zodanig niveau dat verschillende ondersoorten in het wild in hun voortbestaan worden bedreigd”, aldus Jonkman.