Wetenschap4 april 2000

Levensduur moet ontwerp bepalen

Ze ontmoeten elkaar volgende week weer. Op de Amsterdamse BouwRAI van 11 tot 14 april schudden projectontwikkelaars, aannemers, architecten en gemeentebestuurders elkaar weer de hand. Nieuwe contacten, nieuwe ideeën, nieuwe mogelijkheden.

Daarom zijn ook instellingen die zich inzetten voor milieuvriendelijk bouwen in Nederland, nadrukkelijk aanwezig. Zo presenteert de Stichting Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting (SEV) –die zich allang niet meer beperkt tot de woningbouw– de laatste ontwikkelingen rond duurzaam bouwen (dubo).

Kantoren krijgen ook aandacht. De SEV heeft de laatste jaren veel energie gestoken in de begeleiding van voorbeeldprojecten. Bij de ontwikkeling van kantoren zijn forse 'dubo'-stappen gezet. 'Groen' bouwen is in.

Kantoren kunnen echter nog meer bijdragen aan een schoner milieu, vindt S. Gelinck, programmacoördinator bij de SEV. „We zijn nog niet klaar. We zijn sinds de jaren zeventig bezig om milieuvriendelijker te bouwen. Er zijn grote stappen gezet, maar we kunnen nog verder, vooral op het gebied van de energiebesparing.”

Leeftijd eerst
De komende jaren zal het demontabel bouwen de toon zetten bij de ontwikkeling van kantoren, denkt Gelinck. „Er is een tendens dat kantoorgebouwen minder lang meegaan en vaker een aanpassing ondergaan. Een aantal architecten heeft dat ook gemerkt en daar hun ideeën over ontwerpen op aangepast.”

„Er is lange tijd kritiek geweest op het duurzaam bouwen. Die gebouwen gaan minder lang mee en zouden daardoor voor een extra belasting van het milieu zorgen. Vanuit die gedachte zouden er juist kantoren moeten komen die heel lang meekonden: hoe langer, hoe duurzamer.

Onder andere XX Architecten uit Delft heeft laten zien dat die redenering niet klopt en dat je aan de andere kant moet beginnen: een architect moet zich eerst afvragen hoe lang zijn gebouw meegaat en daar zijn ontwerp en materiaalkeuze op aanpassen. Nu zetten we woningen vaak voor vijftig jaar neer, maar misschien moeten we wel woningen bouwen die honderd of tweehonderd jaar meekunnen, maar heel eenvoudig zijn te strippen en opnieuw aan te kleden. Voor kantoren geldt hetzelfde. Overigens is XX niet meer dan een voorbeeld, je kunt er evengoed XXX –30 jaar– of XX in het kwadraat van maken. Dat is afhankelijk van de situatie”, aldus Gelinck.

De SEV-man zou vooral beleggers en verhuurders van vastgoed nog over de dubo-streep willen trekken. „Bedrijven die een kantoor voor zichzelf bouwen, willen met hun onderkomen iets uitstralen. De beleggers en verhuurders hebben echter minder binding met hun panden. De rendementen zijn voor die kantooreigenaren meestal belangrijker. Ik vraag me af of het rendement in de toekomst niet juist omhoog kan, als zij duurzaam gebouwde kantoren neerzetten.” Gelinck hoopt dat de –„vaak wat conservatieve”– groep van verhuurders en beleggers zich meer voor duurzaam bouwen zal inzetten.

Wild idee
Gelinck heeft een „wild idee” voor nog meer energiebesparing bij kantoren. „In de lente en in de herfst moeten woningen nog verwarmd worden. In diezelfde jaargetijden moeten kantoren echter koelen. Het zou toch mooi zijn als we dat aan elkaar zouden kunnen koppelen: de koude lucht uit de woningen naar de kantoren brengen en de woningen verwarmen met de restwarmte van de kantoren. Dat kan veel energie besparen. Ik weet dat het een wilde gedachte is, maar zeker het onderzoeken waard.”