Wetenschap 7 maart 2000

Kerngebieden verdienen prioriteit voor effectieve natuurbescherming

De rem op de grote verdwijning

T. J. Lucas
Het aantal planten- en diersoorten dat wereldwijd dreigt te verdwijnen overtreft veruit de mogelijkheden die voorhanden zijn om dat te verhoeden. De situatie lijkt in hoog tempo te verslechteren. Voor een allesomvattend reddingsplan is geen geld. Wil de mensheid nog iets behouden van de onbevattelijke rijkdom aan soorten die er ooit was, dan moet zij prioriteiten stellen. De vraag luidt dan: Hoe kunnen we per geïnvesteerde gulden de meeste soorten beschermen? Dat is het brandpunt van een artikel in het tijdschrift Nature van twee weken geleden.

Concentreer de aandacht op die gebieden die groot gevaar lopen, maar waar tegelijkertijd het effect van beschermingsmaatregelen het grootst is, zo schrijft een groep toonaangevende biologen rond Norman Myers, die als wetenschapper verbonden is aan het Green College in het Britse Oxford. Alleen dan kun je de problematiek van de grootschalige verdwijning van levensvormen systematisch het hoofd bieden.

De Britse biologen hebben daarvoor de zogenaamde ”hotspot-theorie” ontwikkeld. Hotspots zijn gebieden die worden gekenmerkt door het voorkomen van buitengewone concentraties van endemische (specifiek inheemse) plantensoorten en door het feit dat deze soorten in extreme mate hun oorspronkelijke leefgebied kwijtraken. Een hotspot herbergt ten minste 0,5 procent ofwel 1500 van de wereldwijd 300.000 bekende soorten vaatplanten. Die moeten daar dan voorkomen als specifiek inheems.

Vijgwespen
Waarom bepaalt de mate van verscheidenheid in de flora de waarde van een gebied? Dat heeft volgens de biologen alles te maken met het feit dat een plant niet op zichzelf leeft, maar allerlei relaties heeft met andere soorten in zijn omgeving. Om dat te illustreren gebruiken Myers en zijn medeauteurs een sprekend voorbeeld. 's Werelds wijdst verspreide plantenfamilie, die van de vijgen, bestaat uit meer dan 900 soorten, en elke daarvan wordt exclusief bestoven door één wespensoort. De activiteiten van deze insecten zijn dus bepalend voor het voortbestaan van de vijgensoorten. Tegelijkertijd hangt het leven van deze wespen af van de vijgen die ze bevliegen, want zij leggen hun eitjes in de ovaria (vruchtbeginsels) van hun gastplant. Kortom, de aanwezigheid van planten is een voorwaarde voor zo goed als alle vormen van dierlijk leven. Als zodanig zijn planten een belangrijke schakel in de oneindig genuanceerde wereld die meestal aangeduid wordt als ”natuur”.

Onder meer op basis van de gegevens die ruim honderd eminente veldbiologen in het recente verleden verzamelden, schetsten de Britten de contouren van 25 hotspots. Van die gebieden zijn er vijftien die elk ten minste 2500 endemische plantensoorten herbergen. In de overige tien zijn dat er ten minste 5000. Zo'n 44 procent van alle soorten vaatplanten en 35 procent van alle soorten gewervelde dieren zijn te vinden binnen de grenzen van de 25 hotspots, die samen overigens slechts 1,4 procent van het aardoppervlak beslaan. Deze hotspots liggen grotendeels in de tropen en subtropen. Vrijwel alle tropische eilanden en eilandengroepen vallen daaronder: Nieuw-Zeeland, de Filipijnen, de Indische archipel, Madagascar, Polynesië en Micronesië en het Caraïbisch gebied. Op de continenten zijn onder meer Zuid- en Centraal-China, de Middellandse-Zeeregio, het Braziliaanse regenwoud en de Andes belangrijk.

Sommige hotspots springen er qua soortenrijkdom uit: de Andes, de Indische archipel, Madagascar en het Caraïbisch gebied. Brazilië vraagt om een aparte benoeming: dat land herbergt de rijkste flora van de aarde. Het duizelingwekkende aantal van ten minste 50.000 soorten, ofwel eenzesde deel van alle soorten op onze planeet, groeit in het regenwoud. Waarschijnlijk wachten nog duizenden andere planten op ontdekking.

Dat neemt niet weg dat de oorspronkelijke natuur daar grotendeels terrein heeft verloren. Van de Braziliaanse wouden is nog maar 7,5 procent over. Ook in het Caraïbisch gebied rest nog 11,3 procent van het oorspronkelijke oppervlak ”natuur”, op Madagascar 9,9 en in Indonesië 7,8 procent. Deze gebieden staan nog altijd bloot aan hoge risico's. Als de huidige massaverdwijning van soorten ongecontroleerd doorgaat, verdwijnt in de nabije toekomst tussen eenderde en tweederde van alle soorten.

Op dit moment heeft 38 procent van de hotspots, 800.767 vierkante kilometer, op papier de status van beschermd gebied. In de praktijk blijkt dat deze status geen garantie is voor het behoud van natuurwaarden. De overige 62 procent moet het nog stellen zonder enige bescherming. De oprichting van een ”Hotspot Rescue Fund” zou deze bedreigende situatie het hoofd moeten bieden. In sommige streken zou een totale bescherming de beste optie zijn. In andere gebieden is dit niet mogelijk vanwege menselijke bewoning en activiteiten die daar al lange tijd plaatshebben. Die streken zouden dan een aparte status moeten krijgen als ”Conservation Units”, waarin bepaalde activiteiten geoorloofd zijn maar waar de bescherming van soorten de hoogste prioriteit heeft.

De op de wereldkaart ingetekende hotspots komen in grote lijnen overeen met de Global 200 List van het Wereld Natuur Fonds (WWF). WWF wees 200 gebieden aan die wat de organisatie betreft de hoogste prioriteit hebben. De hotspots van Myers en de 200 van WWF overlappen elkaar voor 92 procent. Ook de analyses van Birdlife International wijzen veelal naar dezelfde gebieden.

Hoe dan ook, de uitvoering van de hotspot-strategie zou volgens de biologen rond Myers de tendens van massaverdwijning doeltreffend kunnen ombuigen. Maar dat kost geld.

Pathfinder
De afgelopen tien jaar investeerden diverse organisaties, waaronder het WWF, 400 miljoen dollar in de hotspots. Dat is een schijntje, voor doelmatige bescherming ervan is op z'n minst 20 miljoen dollar per jaar per hotspot nodig, ofwel 500 miljoen dollar per jaar. Dat lijkt heel veel, maar het is slechts twee keer het bedrag dat de Pathfinder-missie naar Mars heeft gekost.

Volgens woordvoerster Lanser van Wereld Natuur Fonds Nederland heeft WWF vorig jaar 315 miljoen dollar uitgegeven. Daarvan kwam 39 procent direct ten goede van natuurbescherming. Educatie vindt Lanser een van de zeer belangrijke activiteiten die natuurbeschermingsorganisaties uitvoeren om mensen bewust te maken dat het anders moet, maar ook kan. Bewustwording van waar we mondiaal mee bezig zijn.

Myers en zijn medeauteurs zijn ervan overtuigd: wat we de komende tientallen jaren doen –of laten– heeft tot in de verre toekomst grote consequenties voor het leven in de biosfeer. De hotspot-strategie is een grote stap voorwaarts om verarming van de aarde te voorkomen.