Wetenschap22 februari 2000

Voorspellen is hachelijk

Door prof. ir. J. B. M. Wiggers
Het artikel over de kwetsbaarheid der lage landen geeft aanleiding tot het maken van enkele opmerkingen.

De eerste opmerking heeft te maken met de mate van zekerheid dat Nederland over enige eeuwen voor een groot deel (weer) onder water zal staan. Die zekerheid ontlenen sommige meteorologen en hydrologen aan de uitkomsten van berekeningen die op diverse onderzoekscentra met behulp van rekenmachines zijn verricht.

Toegegeven, ik heb de modellen die daarbij worden gebruikt niet opgesteld, ik heb geen zicht op de kwaliteit van de ingevoerde gegevens en ben niet betrokken geweest bij de analyse van de berekeningsresultaten. Desondanks betwijfel ik sterk of de berekeningsresultaten van enig nut zijn. Dit durf ik te beweren omdat ik wel ervaring heb met het gebruik van de aanzienlijk minder complexe modellen waarmee de afvoer van neerslag uit stedelijke gebieden wordt berekend.

De voorspellingen die daarop zijn gebaseerd voor extreme situaties blijken zeer onnauwkeurig te zijn. In dit geval is het mogelijk de voorspellingen te verifiëren omdat het gaat om verschijnselen die zich over een aanzienlijk kortere periode voordoen dan de veranderingen in het klimaat. De voorspellers van de klimaatsveranderingen zullen echter het hier reeds voor het hiernamaals hebben verwisseld alvorens vastgesteld kan worden of hun voorspellingen uitkomen.

Met het voorgaande wil ik niet beweren dat de zeespiegel de komende tijd niet zal rijzen en ons land tevens niet zal zakken. Dat behoort zeker tot de mogelijkheden wanneer gelet wordt op de tendens in de beide bewegingen. Daarover echter voorspellingen doen uitgaande van de huidige kennis, mogelijkheden en beschikbare gegevens lijkt mij, zeker in de komende decennia, vooralsnog een hachelijke onderneming. Voorlopig zullen wij het moeten doen met de waarnemingen.

Een tweede opmerking maak ik naar aanleiding van wat Straathof zegt over de kwaliteit van het waterkwantiteitsbeheer in Nederland. Hij meent dat het Nederlandse systeem van waterbeheer slechts goed voldoet voor de gemiddelde situatie. Daarin heeft hij gelijk. De waterschappen waren er primair op gericht de boeren en buitenlui van dienst te zijn en niet de stedeling. Een effectief waterbeheer deed de landbouw, veeteelt en tuinbouw floreren en om die reden hielpen de buitenlui de boeren.

In deze eeuw raakte het belang van de buitenlui wat op de achtergrond en namen voornamelijk de boeren het heft in handen, ondanks de zorg die is besteed aan de wetgeving rondom het verschijnsel waterschap. Een van de gevolgen is de verdroging van delen van de hoge zandgronden. Daar werd in deze eeuw de zo snel mogelijke afvoer van water tot stand gebracht. Dit had voordelen voor de landbouw, maar zorgde voor een verschraling van de natuur. Daarnaast is het waterbeheer er nimmer primair op gericht geweest een gezonde en aantrekkelijke woonomgeving tot stand te brengen.

Mijn derde opmerking staat met dit laatste deels in verband. Nederland is niet, in vergelijking met andere dichtbevolkte gebieden, een extreem vol land maar er is gebrek aan goede gronden waarop steden kunnen worden gebouwd. De gronden die met name in het westen van het land zijn aangemerkt om bebouwd te worden, zijn daartoe slecht geschikt. Het bouwrijp maken is op die plekken naar verhouding kostbaar, terwijl de onvoldoende kwaliteit van de waterbeheersing (het kan ook nauwelijks anders) zorgt voor een vochtige en ongezonde woonomgeving.

In sommige delen van ons land is de situatie gunstiger. De Utrechtse Heuvelrug en de Veluwe zijn daarvan voorbeelden. Er rust echter een taboe op het openen van de discussie over het bebouwen van die delen van de gebieden die uit een oogpunt van natuurbehoud marginaal zijn. En dat is jammer, want het gevolg is dat mensen gedwongen worden in toekomstige getto's te gaan wonen en bovendien op veel plaatsen ook nog in een betrekkelijk ongezonde omgeving. Daarnaast worden ze gedwongen de auto te pakken om aan hun recreatieve behoeftes te voldoen.

Kortom: zo goed gaat het in dit land niet met het inrichten en ordenen van de ruimte. Ons daarover zorgen maken lijkt mij verstandiger dan over de hoogte van de zeespiegel in zeg het jaar 2500.

Prof. ir. J. B. M. Wiggers is oud-hoogleraar civiele gezondheidstechniek aan de Technische Universiteit van Delft