Wetenschap 4 januari 2000

Zie ook: Eén seconde op 10 miljard jaar

Franse revolutionairen voerden werkweek van negen dagen in

Maan past niet in zonnejaar

Door W. J. Eradus
Uren, dagen, maanden, jaren. Van de Lutherse versie ”Wenn das alte Jahr vergangen ist” maakte Bach een indrukwekkende bewerking voor orgel met een lengte van 365 maatdelen. Dat is bepaald niet toevallig. Een jaar telt toch 365 dagen? Het blijkt dat de aarde er net iets langer over doet om een rondgang om de zon te maken. Oosterse volken kijken eerst naar de maan om te weten hoe laat het is. Jammer genoeg draait de maan in net iets meer dan 28 dagen om de aarde. Aanleiding tot eindeloze correcties met schrikkeljaren en schrikkelmaanden. Een verschrikkelijk probleem.

„Waar is de geboren Koning der Joden? Want wij hebben gezien Zijn ster in het oosten en zijn gekomen om Hem te aanbidden.” De wijzen uit het oosten observeren een grote ster die hen feilloos bij de kribbe van het kindje Jezus brengt. Zon, maan en sterren hebben in de klassieke oudheid een mythologische betekenis en beheersen het leven in allerlei opzicht, ook wat de beleving van de tijd betreft. Het tijdsbegrip is afgeleid van de beweging en de verschijningsvorm van hemellichamen. De zon is het belangrijkste uitgangspunt: deze bepaalt –vanuit de aarde bezien– het dag-nachtritme en de jaarlijkse opeenvolging van de seizoenen. Uit heel nauwkeurige waarnemingen blijkt het zonnejaar (ook wel tropische jaar genoemd, vanwege de goede observatiemogelijkheid bij de evenaar) 365,242199 dagen te omvatten. Ook is het mogelijk een deel van het sterrenbeeld als referentie te nemen. Dan blijkt er een net iets kortere jaarcyclus, het sterrenjaar, te ontstaan.

De maan leent zich eveneens goed voor tijdwaarneming en tijdschrijving. Het gaat dan om de cyclus van de rotatie van de maan om de aarde. In de oudheid kiest men voor de direct waarneembare schaduwbeelden van de maan: de maangestalten. Dit leidt tot de zogenaamde synodische maand van 29,53 dagen. Twaalf van deze synodische maanden vormen samen een jaar van 354,37 dagen. Dit lunaire jaar is dus maar liefst elf dagen korter dan het zonnejaar, en dat verschil zorgt voor veel problemen.

Islam
Veel historische kalenders zijn van oorsprong maankalenders. Een jaar in zo'n maankalender bestaat gewoonlijk uit twaalf maanden van afwisselend 29 en 30 dagen. Het moslimjaar is hiervan een duidelijk voorbeeld. Het begin van de maand wordt bepaald door het punt waarop de maansikkel voor het eerst zichtbaar wordt, volgend op de onzichtbaarheid van de nieuwe maan. Koran 2:189 luidt: „Zij vragen jou naar de nieuwe manen. Zeg dan dat het de tijdsaanduidingen zijn voor de mensen en de bedevaart.”

Islamitische wetgeleerden zetten getuigen op de uitkijk die wachten op het verschijnen van dat eerste dunne maanboogje. De dag en de maand beginnen daarom ook met de zonsondergang. Behalve de ”dhu al hijja”, de heilige bedevaartsmaand, is met name de heilige vastenmaand ramadan bekend: de maand van dagelijkse onthouding van spijs en drank en van seksuele gemeenschap. De vreugde breekt aan na zonsondergang, omdat dan de langdurige gemeenschappelijke maaltijd begint. Doordat het islamitische maanjaar elf dagen korter is dan het zonnejaar, bewegen de feestdagen en de religieuze maanden achterwaarts door de seizoenen. Nu ligt de ramadan midden in de winter, maar over zestien jaar ligt deze midden in de zomer en dan zijn de lange en warme dagen zonder drinken een zware opgave.

Het beginpunt van de islamitische kalender is gekoppeld aan de datum dat de profeet Mohammed vluchtte van Mekka naar Medina, de zogenaamde hijra, op 16 juli 622. De mohammedanen leven nu dus in 1420 hijra, en het is vandaag de 27e van de maand ramadan.

Joodse jaarrekening.
Om de maancyclus en de zonnecyclus met elkaar in overeenstemming te brengen, zijn in de oudheid ingewikkelde correctiesystemen bedacht. Hierdoor ontstaan de lunisolaire kalenders. De hindoestaanse, de Chinese en de joodse kalender zijn hiervan voorbeelden. Soms wordt er in een schrikkeljaar een extra maand toegevoegd om te blijven sporen met de zonnekalender.

De religieuze joodse kalender is gebaseerd op twaalf maanden die samen het lunaire jaar van 354 dagen vormen. De eerste maand heet nisan en de laatste adar. De maancyclus met zijn schijngestalten speelt ook een rol in de erediensten van de joodse religie. In onder meer 2 Kronieken 2:4 staat dat de brandoffers „des morgens en des avonds op de sabbatten en op de nieuwe maanden” zullen worden gehouden. Het religieuze tijdstip wordt bepaald door nauwkeurig waar te nemen wanneer de nieuwe maan verschijnt, in samenhang met de rijpheid van bepaalde gewassen, met name gerst. In het Nieuwe Testament komt het woord maan in deze zin niet voor, het behoort –ook heel letterlijk– tot de dienst der schaduwen.

Het is de moeite waard om eens een joodse begraafplaats te bezoeken. Dan staat er op de steen naast de datum van onze bekende gregoriaanse kalender ook die van de joodse. Dit zou vandaag zijn: 26 tebeth (Hebreeuws voor vierde) 5760 anno mundi, gerekend vanaf de schepping. Deze kalender heeft –uiteraard– niet de geboorte van Christus als beginpunt, maar de eerste scheppingsdag, nu ruim 5760 joodse jaren van 354 dagen geleden.

Verwant met de joodse tijdrekening is de eveneens lunisolaire Chinese kalender. Het jaar heeft normaal 353 tot 355 dagen, opgebouwd uit twaalf maanden, afgewisseld door schrikkeljaren met dertien maanden en 383 tot 385 dagen. In tegenstelling tot de gebruikelijke telling van de jaren vanaf een bepaald beginpunt kent de Chinese kalender een cyclus van zestig jaar waarin ieder jaar een eigen naam heeft: een dubbele naam die bestaat uit een goddelijke stamnaam waaraan een aardse naam als index wordt toegevoegd. Momenteel leeft China in het jaar ji-mao (mao betekent konijn), het zestiende jaar van de 78e cyclus.

Revolutie
Veel culturen kennen verscheidene kalenders naast elkaar. Tijdrekening, religie en cultuur zijn vanouds nauw verweven. De verdwenen mayacultuur was zeer hoogstaand en de indianen waren erg bedreven in hun astronomische waarnemingen. Maar liefst drie tijdschalen werden gelijktijdig gebruikt: de langetermijnkalender die teruggaat op een datum in 3114 jaar voor Christus, de heilige Tzolkin-kalender, waarin elk jaar 260 dagen kent (dertien cycli van twintig dagen), en de burgerlijke Haab-kalender, die 365 dagen telde. Hun bekwame astronomen berekenden het jaar op 365,242036 dagen, wat zelfs de nauwkeurigheid van de juliaanse kalender lijkt te overtreffen.

Ook dichter bij huis hebben twee kalenders naast elkaar bestaan. Op 24 november 1793 wordt de Franse revolutionaire kalender ingevoerd, die volledig breekt met de gevestigde tijdsorde. Het beginpunt ligt op de grondlegging van de eerste Franse republiek op 22 september 1792. Dit jaar wordt 1 Vendemiaire ofwel jaar 1 van de republiek genoemd. De twaalf maanden van ieder dertig dagen worden verdeeld in drie ”décades” van tien dagen, waarvan de laatste dag een rustdag is. Deze tiendaagse week is duidelijk ingegeven als een poging de kalender te ontkerstenen.

Een simpele optelsom leert dat dit revolutionaire jaar ruim vijf dagen korter is dan het zonnejaar. De oplossing is simpel: voeg deze aan het eind toe als speciale feestdagen, achtereenvolgens gewijd aan de deugd, de genialiteit, de arbeid, de rede, de beloning. De zesde, een schrikkeldag, is gewijd aan de herdenking van de Revolutie. De kalender wordt geen succes, de bevolking heeft er een hekel aan om in plaats van zes nu negen dagen achtereen te moeten werken. Al in 1806 zet Napoleon er een streep onder en voert weer de normale kalender in.

Onze kalender is van Romeinse oorsprong. Julius Caesar legt de basis door in het jaar 45 voor Christus de oude verwarrende kalender van tien maanden te vervangen door een op het zonnejaar afgestemde kalender van twaalf maanden. In deze juliaanse kalender is het aantal dagen in het jaar 365,25. Dit gebeurt door drie jaren van 365 dagen af te wisselen met een schrikkeljaar van 366 dagen. Toch blijft er een kleine afwijking met het zonnejaar bestaan: het juliaanse jaar is 11 minuten en 14 seconden te lang. Deze systematische fout blijkt in de zestiende eeuw opgelopen te zijn tot tien dagen! Daarom besluit paus Gregorius III in 1572 met een schone lei te beginnen door domweg tien dagen uit de kalender van dat jaar te knippen. Volgens de nieuwe gregoriaanse kalender is de jaarlengte verminderd tot 365,2422 dagen. Dit wordt bereikt door de eeuwjaren niet als schrikkeljaar te laten gelden, behalve als het eeuwjaar deelbaar is door 400. Daarom zijn 1700, 1800 en 1900 geen schrikkeljaren, maar het huidige 2000 weer wel. Daardoor spoort onze gregoriaanse kalender dit jaar weer goed met het zonnejaar.

Kalender

Datum

Beginpunt

Gregoriaanse kalender

4 januari 2000

Anno Domini, het jaar onzes Heeren, de geboorte van Christus

Juliaanse kalender

22 december 1999

735 voor Chr., stichting van de stad Rome door Romulus

Joodse kalender

26 tebeth 5760

Anno mundi, de eerste scheppingsdag

Mohammedaanse kalender

27 ramadan 1420 hijra

622 na Chr., jaar van de vlucht van Mohammed naar Medina

Koptische kalender

25 keihak 1716

 

Hindoestaanse kalender

14 pausa 1921

 

Chinese kalender

Ji-mao 4696, rat 12

2697 voor Chr., bouw van de Chinese muur

Franse Republikeinse kalender

14 nivôse 208

1792 na Christus, grondlegging van Franse Republiek