Warmlopers 18 mei 1998

Turkse Örgü komt voor VVD in Tweede Kamer

Geen belangenbehartiger

Door B. J. Spruyt
DEN HAAG – Als succesvol representante van een groep minderheden heeft zij ontegenzeggelijk een voorbeeldfunctie. Maar Fadime Örgü wil niet gestigmatiseerd worden door als de belangenbehartiger van de minderheden op te treden. Allochtone jongeren zijn gewoon Nederlandse jongeren, die hun eigen verantwoordelijkheid moeten nemen maar wel van de overheid een duwtje in de rug kunnen gebruiken.

Als 37e op de VVD-kandidatenlijst wordt Fadime Örgü (30) morgen bevestigd als nieuw lid van de Tweede Kamer. Zij werd in 1968 in Karaman, Turkije, geboren. Nadat haar vader in Nederland een baan had gevonden, kwam ze als 4-jarig meisje met haar ouders naar Vlaardingen. Ze heeft een journalistieke achtergrond. Voor de Nederlandse Moslim Omroep maakte ze programma's over moslims in Nederland. Ze studeerde Duits en Engels, woonde ook in Duitsland en Engeland, en studeerde in Leiden een jaar politicologie en bestuurskunde.

Politieke vorming
Minstens zo belangrijk voor haar politieke vorming zijn haar werkzaamheden voor een internationale parapluorganisatie voor allochtone jongeren in Europa, de Council of Europe Minority Youth Committees (Cemyc). Örgü behoorde tot de oprichters en was tien jaar lang bestuurslid.

Haar eerste schreden in de gangen van de politieke macht zette zij in die functie. Want via Cemyc was het mogelijk om de Europese politiek via bepaalde organen van het belang van jongerenkwesties te overtuigen. Ook organiseerde zij in Europa en Nederland jongerenparlementen.

Vier jaar geleden nam Örgü een belangrijke beslissing. „In 1994 besloot ik in Nederland te blijven. Ik wilde graag op nationaal niveau politiek actief worden. Ik kandideerde mij voor de VVD en via allerlei commissies kwam ik steeds een ronde verder. Uiteindelijk kwam ik zelfs op de groslijst en werd ik 37e op de kandidatenlijst”.

Ideologie
Haar keuze voor de VVD heeft alles met haar achtergrond te maken, vindt Örgü zelf. „Ik ben in twee culturen opgegroeid en heb altijd alles zelf moeten doen. In de ideologie van de VVD staat de individuele verantwoordelijkheid centraal. De programma's van de grote politieke partijen gaan steeds meer op elkaar lijken. Maar door de ideologische grondslag van de VVD was de keuze voor mij niet moeilijk”.

In de beeldvorming zweeft om de VVD het aureool van een partij voor blanke, welgestelde mannen. Niet direct de eerste keuze voor allochtonen. De aantrekkingskracht die linkse partijen als de PvdA en GroenLinks traditioneel op minderheidsgroepen uitoefenen, schrijft Örgü toe aan „linkse allochtonenorganisaties. Na de coup in Turkije zijn in de jaren tachtig vooral veel linkse gasten naar Nederland gekomen. Die kwamen als vanzelf bij de PvdA of GroenLinks terecht”.

Örgü legt uit dat er in de allochtone gemeenschap in Nederland een lange traditie van niet-stemmen bestaat. Slechts 35 procent van de Turkse jongeren is op 6 mei naar de stembus gegaan. Er bestaan veel vooroordelen ten opzichte van alle politieke partijen. Om die beeldvorming te doorbreken heeft zij alle uitnodigingen voor spreekbeurten aangenomen om interesse voor de politiek aan te wakkeren en de scepsis ten opzichte van de VVD weg te nemen.

Nu de politieke partijen steeds meer allochtonen kandideren, ontstaat er onder „nieuwe Nederlanders” wel steeds meer belangstelling voor de politiek. En Örgü stelt ook vast dat allochtone jongeren „sympathiek staan tegenover de realistische politieke koers van Bolkestein. Hij durft gevoelige kwesties zoals het asielbeleid ten minste ter sprake te brengen en voorstellen te formuleren! Zulke onderwerpen moet je niet verzwijgen omdat je zo graag politiek correct wil zijn”.

Gestigmatiseerd
Örgü beseft dat haar succesvolle levensloop haar tot een “voorbeeld- en identificatiefiguur” maakt, dat is ze altijd al geweest. Maar zij wil „nooit, maar dan ook nooit” toetreden tot een commissie voor minderhedenbeleid. „Ik wil niet gestigmatiseerd worden. Wel zal ik, gevraagd en ongevraagd, in de fractie altijd mijn advies over minderhedenkwesties geven”.

In de commissie voor sociale zaken en werkgelegenheid hoopt zij zich te kunnen inzetten voor de problematiek van de randgroepjongeren, de drop-outs die van school gaan zonder diploma en vervolgens weinig kansen hebben. „Allochtone jongeren vormen een onderdeel van deze probleemgroep. Zij zijn ook gewoon Nederlanders. Ze gaan niet terug. Nederland is hun land”. Er moet geld vrijkomen om deze jongeren door werkgelegenheidsprojecten verder te helpen. „Maar ze houden hun eigen verantwoordelijkheid. We moeten hun geen vis geven, maar leren vissen”.