Aanslagen VS22 september 2001

„ Ik houd de kinderen niet voor dat hier niets kan gebeuren”

Angst voor de volgende klap

Door L. Vogelaar en G. Wolvers
Het gebeurde onder godsdienst. Een grote knal en de boekenkast viel om. „Ik dacht dat het gebouw instortte”, zegt een brugklasleerling van de Jacobus Fruytierscholengemeenschap in Apeldoorn. „Ik dacht ook aan een aanval van terroristen. Niet met een vliegtuig, maar met een auto of zo.”

De angst zit er bij sommige kinderen goed in sinds de afschuwelijke aanslagen op het Wereldhandelsgebouw en het Pentagon in de Verenigde Staten. Keer op keer lieten de media vorige week dinsdag en de dagen erna het instorten van de hoogste torens van New York zien. En meestal keken de kinderen verbijsterd mee.

Op de protestants-christelijke basisschool De Sjofar in Apeldoorn is ruim een week na de ramp niet veel van angst te merken. „Een enkele leerling uit de middenbouw is een beetje bang als er een straaljager overkomt”, vertelt R. van der Linde-de Wit, leerkracht van groep 8, „maar verder merken we eigenlijk niets.”

Daaraan heeft volgens haar de forse aandacht tijdens de lessen voor de dramatische gebeurtenissen bijgedragen. „'s Ochtends houden we altijd een kringgesprek om dingen aan de orde te stellen die de leerlingen dwarszitten. In die kring hebben we er steeds over gepraat. Ook hebben we de drie minuten stilte gehouden. We hebben trouwens ook veel aandacht besteed aan de grote aardbeving in Turkije in 1999.”

Straf
In de groepsgesprekken krijgen de kinderen ruimte om hun visie op de gebeurtenissen te geven. „Sommige kinderen hebben van huis uit meegekregen dat de ramp een straf van God is. Ik zie dat niet zo. Ik bepaal dat niet, houd ik hen voor.

Tijdens de gesprekken proberen we erachter te komen wat er in de daders is gevaren; waarom ze dit hebben gedaan. Ik probeer dan wel bij te sturen door te zeggen dat er in hun godsdienst niet wordt geleerd dat ze dit mogen doen. Ik zeg dat de daders misschien zo boos of verdrietig waren dat ze dit uit wraak of machtswellust deden.”

De groepsleerkracht houdt de kinderen niet voor dat de aanslagen niet in Nederland kunnen gebeuren. „Wij hebben in Amsterdam ook een WTC, zei een jongetje terecht.”

Van der Linde staat ook in haar lessen stil bij de aanslagen. „Met aardrijkskunde vraag ik bijvoorbeeld of ze op vakantie zouden gaan naar risicogebieden als Tunesië of Israël. Dat zouden ze nu even niet doen, merk je dan. Ik zou nu zelf ook eerder naar Noorwegen gaan.”

Wereldnieuws
Het meeleven van basisschoolleerlingen met het wereldnieuws is niet zo groot, denkt Van der Linde. De schoolkinderen volgen de hoofdlijnen van het nieuws elke vrijdag via het School-tv-weekjournaal. Daarna vatten twee leerlingen van groep 8 als heuse nieuwslezers of reporters het binnenlands en buitenlands nieuws en het nieuws uit hun eigen omgeving samen. „Ze mogen dat droog doen, of daarbij hun eigen mening geven.”

De groepsleerkracht denkt dat haar leerlingen niet zo vaak de tv-journaals voor volwassenen of de jeugdjournaals zien. „Dat valt tegen. Ik spoor ze er wel toe aan, bijvoorbeeld deze week met Prinsjesdag. Dan zeggen ze: O ja! En als ze al kijken, is het naar de volwassenenjournaals.”

Onverstandig, vinden deskundigen zoals prof. dr. P. Valkenburg, hoogleraar kind en media aan de Universiteit van Amsterdam. Zij raadt ouders van jonge kinderen af hen de beelden van de rampen in New York en Washington te laten zien. Kinderen onder de tien tot twaalf jaar moeten volgens Valkenburg niet naar volwassenenjournaals kijken. Zij kunnen angsten ontwikkelen wanneer ze enge dingen zien waarover vervolgens niet wordt gesproken.

Bidden
Wat de Sjofarschool –„we zingen evangelische liederen, maar hebben het label protestants-christelijk”– de kinderen ook bijbrengt, is „bidden voor de nabestaanden van de slachtoffers van de aanslagen.” Het middel tegen angst –bij jong en oud– is vertrouwen op God. „We zeggen de kinderen dat ze niet bang hoeven te zijn, omdat God altijd bij hen is.”

Angst is er wel bij de kinderen van ouders met internationale reiscontacten. „Ouders van een aantal kinderen waren net naar de VS vertrokken. Gelukkig kwam al snel het verlossende telefoontje dat ze nog in leven waren. Een vader van een leerling moet voor zijn werk naar Bahrein. Bij het gezin leeft angst.”

Het enige Afghaanse jongetje van de school, Sabir, heeft een andere angst: „Dat de Amerikanen zijn geboorteland binnenvallen.”

Spel
Hoe moeten ouders omgaan met de gevoelens van hun kinderen rond ramp en onheil? Bezorgd hoort een moeder hoe haar zoontje van vier met een hartverscheurend geluid zijn denkbeeldige vliegtuig tegen een toren laat aanvliegen. Waarna uit zijn keel het rommelend geraas van een ineenzijgende massa staal en beton klinkt. Een huiveringwekkend spel? „Je kunt beter een brandweerman nadoen, die de mensen helpt”, corrigeert de moeder.

„Het spel is voor kinderen een belangrijke manier om gebeurtenissen te verwerken”, zegt psychologe drs. S. H. Brons-van der Wekken. „Mijn zoontje van drie liet ook een blok tegen een stapel andere blokken aan 'vliegen'. Dat is helemaal niet verontrustend. Als kinderen wat ouder zijn, kun je er wel met hen over praten, zeker als ze het doden van mensen al te gemakkelijk opvatten of het zelfs mooi vinden om iemand dood te laten neervallen. Het is ook prima als je na verloop van tijd een positieve draai aan het spel geeft, zodat het kind zich gaat verdiepen in de rol van een brandweerman.”

Uitleg
Kinderen merken het snel als er iets bijzonders aan de hand is, zegt Brons. „Als ouders die anders maar één keer per dag of nooit naar het nieuws luisteren dat nu opeens om het uur doen terwijl iedereen in de kamer z'n mond moet houden, hebben kinderen natuurlijk snel in de gaten dat er iets is gebeurd. Het is dan belangrijk dat ouders dat zo snel mogelijk op een eenvoudige manier uitleggen. Als kinderen niet weten wat er aan de hand is, is dat veel beangstigender.”

En dan begint het vele vragen. „Kinderen kunnen eindeloos vragen stellen. Ik zou dan zelf op een gegeven moment denken: Nu weet je genoeg. Een vader of moeder vertelt de hoofdlijn en wat de aanleiding voor een gebeurtenis is, maar hoeft niet alle details te vertellen. Het is wel belangrijk om het gevoel van een kind te benoemen als je merkt dat het erg geschrokken of bang is. Dan voelt het kind zich begrepen. Je kunt erbij zeggen dat je niet alles kunt vertellen.”

Soms is dat zelfs buitengewoon verstandig, zegt de psychologe. „Je moet kinderen in zekere mate afschermen. 'k Zou ook niet al te diep ingaan op het leed. Kinderen moeten het kunnen verwerken. Het hangt natuurlijk ook van hun leeftijd af. Als kinderen wat ouder zijn, kun je hen het gevoel meegeven hoe erg rampen als die in Amerika zijn en dat ze een gevolg van de zonde zijn.”

Agressie
Kinderen hoeven niet alles te horen, maar ook niet alles te zien, zegt Brons. „Uit onderzoeken blijkt dat kinderen die op televisie gewelddadige beelden zien, agressiever in hun spel en gedrag zijn dan andere kinderen. De bewegende beelden hebben veel meer impact dan foto's in een krant. Ouders doen er verstandiger aan om de gebeurtenissen aan de hand van de krantenfoto's met hun kinderen te bespreken.”

Tv-beelden kunnen voor veel angstgevoelens zorgen. „De aanblik van slachtoffers en de immense verwoesting is voor volwassenen al bijna niet te plaatsen, laat staan voor kinderen. Wij kunnen het in het wereldgebeuren plaatsen, maar kinderen hebben dat kader niet. Wij kunnen het ook relativeren, omdat het ver weg is, maar jonge kinderen kunnen dat niet, want die hebben nog geen gevoel voor afstand ontwikkeld. Amerika is voor hen net zo ver als de volgende straat, dus vragen ze zich af of de volgende knal bij hun huis zal zijn.”

Christenouders kijken als het goed is verder dan de beelden in de media, zegt Brons. „Het is belangrijk om de gebeurtenissen een plaats te geven in het gebed dat ouders aan het eind van de dag met hun kinderen doen. Dan mogen we er ook op wijzen dat onze tijden in Gods hand zijn.”