21 september 2001

In strijd tegen internationaal terrorisme ontbreekt het juridisch perspectief

Haken en ogen aan vorming grote coalitie

Door Marie van Beijnum
UTRECHT – De vorming van de grote coalitie is begonnen. Na de terreuraanslagen van vorige week staan de Verenigde Staten voorop om de strijd tegen het internationaal terrorisme aan te binden. Er zitten echter nogal wat haken en ogen aan dat initiatief. Tot op heden werd men het bijvoorbeeld niet eens over een algemene definitie van terrorisme, iets wat noodzakelijk zal zijn voor een internationale strafbaarstelling van terroristische aanslagen.

Hoewel diverse landen erg hard van stapel lopen om samen een internationale antiterreurcoalitie te vormen, blijft het juridisch perspectief achter. Dit zegt mr. Bibi van Ginkel, die bij de Universiteit Utrecht bezig is met een promotieonderzoek op het terrein van terrorisme in internationaal juridisch perspectief.

Er is namelijk nog steeds geen internationaal verdrag inzake de bestrijding van terrorisme. „Ik las net nog even de stand van zaken bij de Verenigde Naties. Zowel de Algemene Vergadering als de Veiligheidsraad roept alle staten op alle verdragen die reeds bestaan zo veel mogelijk te tekenen wanneer ze dat nog niet hebben gedaan. Boven aan de agenda voor de bijeenkomsten van de Algemene Vergadering en de speciale werkgroep opgericht ter bestrijding van internationaal terrorisme van dit najaar staan het finaliseren van de nieuwe antiterrorismeverdragen die nog op de rol staan, zoals een verdrag tegen de financiering van terrorisme, en de discussie over de tekst van ”comprehensive convention against terrorism”, een algemeen verbodsverdrag. Hieruit kun je concluderen dat de gebeurtenissen in de VS de ontwikkelingen op dat vlak in een stroomversnelling zullen brengen”, zegt de jurist.

Definitiekwestie
Van Ginkel vraagt zich wel af of men met zorg naar de problemen zal kijken. Speciaal benadrukt ze het belang van de zogenaamde definitiekwestie. „Dat heeft vooral te maken met de afbakening van terrorisme ten opzichte van het gebruik van geweld ter verwezenlijking van het recht op zelfbeschikking. Bovendien dient zich nu nog een ander probleem duidelijk aan, namelijk de vraag of tot de reikwijdte van een algemene definitie van terrorisme ook het zogenoemde staatsterrorisme zal moeten worden gerekend. Wil je veel Arabische landen meekrijgen in zo'n coalitie die zo'n algemeen verdrag ondertekent, dan zal toch ook iets moeten worden gezegd over een verbod op staatsterrorisme.”

Van Ginkel weet veel over het spanningsveld tussen een definitie van terrorisme en zelfbeschikkingsrecht van volkeren. „Zelfbeschikking is als principe in eerste instantie bij de oprichting van de Verenigde Naties vastgelegd in het VN-Handvest, maar heeft zich sindsdien ontwikkeld tot een recht op zelfbeschikking. Het is in diverse verdragen vastgelegd en in verschillende resoluties van de Algemene Vergadering ook als zodanig betiteld. Wat dat betreft is het gewoonterecht geworden, dus al meer dan een beginsel.”

Dekolonisatie
Alhoewel dit recht in de eerste plaats een belangrijke rol heeft gespeeld in de tijd van de dekolonisatie, kreeg het de laatste jaren vooral betekenis door het interne aspect ervan. Een volk dat zich door middel van etnische, culturele, religieuze of historische banden onderscheidt van de rest van een bevolking, heeft namelijk het recht mede te beslissen over zijn eigen toekomst op politiek, religieus, cultureel en economisch vlak. Wanneer dit recht geen vorm krijgt doordat een volk medevertegenwoordigd is in de regering, of wanneer dit recht en andere fundamentele (minderheids)rechten worden geschonden, kan het zo zijn dat een volk uitwijkt naar middelen van geweld. Een voorbeeld van een dergelijk conflict is het probleem van de Koerden. „De regering waartegen een dergelijk volk zich verzet zal echter veelal geneigd zijn de strijd die intern aangegaan wordt, te betitelen als terroristische aanvallen, om bemoeienissen van de internationale gemeenschap te vermijden. Wanneer een regering op zo'n moment immers zou aangeven dat het een strijd is vanwege de uitoefening van het recht op zelfbeschikking, zou het daarmee het internationaal recht binnenlaten, en zich moeten verantwoorden tegenover de rest van de wereld vanwege de schendingen van de internationaalrechtelijke verplichtingen”, legt Van Ginkel uit.

IRA
Het adagium ”one man's terrorist is another man's freedom fighter” geeft het spanningsveld weer tussen wat de een zal betitelen als vrijheidsstrijder en de ander als terrorist. Hetzelfde geldt voor de IRA. De IRA noemt zichzelf niet voor niets Iers Republikeins Leger. Ze zien zichzelf als vrijheidsstrijders, terwijl de rest van de wereld hen als terroristen beschouwt.

„Alhoewel het in sommige gevallen klip en klaar is dat er sprake is van terrorisme, doordat onschuldige burgers worden getroffen en het geen militaire doelen betreft, zal een algemene definitie in een algemeen verbodsverdrag ook rekening moeten houden met de situaties waarbij het minder voor de hand ligt dat het om terrorisme gaat. Het is te hopen dat er in de komende periode in de internationale gemeenschap een vruchtbare bodem gekweekt wordt om tot een definitie te komen die geen afbreuk doet aan het recht op zelfbeschikking van volkeren. Wanneer deze garantie niet ingebouwd wordt, zullen vele staten geen steun geven aan de tekst van een dergelijk algemeen verbodsverdrag, terwijl de steun van de gehele internationale gemeenschap een vereiste is voor het slagen van de strijd tegen internationaal terrorisme”, stelt de Utrechtse jurist.

Nederland
Van Ginkel heeft de indruk dat ook Nederland behoorlijk onder druk wordt gezet. „In eerste instantie is het een goede zaak dat de wereld zich solidair verklaart. Maar ik zou het op dit moment absoluut onverstandig vinden met de informatie die we nu krijgen zomaar tot gewelddadige aanvallen in Afghanistan en Irak over te gaan. Dit omdat ik vermoed dat dit netwerk zo wereldwijd is dat dat een averechts effect zal hebben op terroristische cellen die je niet vernietigt. En dan heb ik het niet eens over de humanitaire gevolgen en het feit dat het buitenproportionele handelingen zullen zijn wanneer we nu Afghanistan gaan platbombarderen. Naar internationaal recht zullen deze acties evenmin te rechtvaardigen zijn.”

„In het begin was er wellicht nog sprake van een situatie die zelfverdedigingsacties zou rechtvaardigen, maar dan moet je uiteraard wel weten waar je je tegen verdedigt. Het recht op zelfverdediging behoort, samen met een geweldsmachtiging door de Veiligheidsraad, tot de enige uitzondering op het geweldsverbod”, besluit Van Ginkel. „Voorwaarde om tot zelfverdediging te kunnen overgaan is echter wel dat het om een onmiddellijke reactie gaat, en dat de Veiligheidsraad nog niet de noodzakelijke maatregelen heeft genomen om aan de bedreigende situatie een einde te maken. Aan beide voorwaarden wordt, zeker naarmate de tijd verstrijkt, niet meer voldaan.”