18 september 2001

John Paul DeVito ontsnapt levend uit World Trade Center

„Ik heb God gedankt voor mijn redding”

Door mr. R. A. C. Donk
NEW YORK – „Waarom ik?” vraagt hij zich nog elke minuut van de dag af. In tegenstelling tot duizenden anderen wist John Paul DeVito levend uit het World Trade Center te ontsnappen, kort voor de enorme wolkenkrabber instortte. „God heeft me wonderlijk gered. Ik ben een ander mens geworden.”

Dinsdag 11 september, twaalf minuten voor negen in de morgen. John Paul DeVito, een 46-jarige bankier, wil net aan zijn tweede kop koffie beginnen in zijn kantoor op de 87e verdieping van het World Trade Center. Plotseling schudt het gebouw op zijn grondvesten en klinkt een enorme explosie. Een gekaapte Boeing 767 van United Airlines heeft zich in de noordelijke toren van het WTC geboord.

„Ik werd van mijn stoel gesmeten. Lampen vielen van het plafond. Documenten vlogen in het rond. Uit alle hoeken en gaten kwam rook. Iedereen schreeuwde door elkaar”, vertelt DeVito, omringd door talloze verslaggevers en cameramensen. De New Yorkse zakenman deelt op Union Square foto's uit van collega's die niet uit het verwoeste gebouw konden komen, in de hoop dat iemand informatie over hun lot kan verschaffen.

Na de ontploffing rende John Paul naar het raam en keek naar beneden om er achter te komen wat de explosie had veroorzaakt. Diep onder hem in Battery Park zag hij een menigte die vol ongeloof naar het getroffen gebouw opkeek. Hij realiseerde zich niet dat enkele verdiepingen boven hem een vliegtuig was gecrasht. „Iedereen in ons kantoor dacht dat het om een bom ging.”

Lift
„Ik vloog naar de lift, maar toen ik de deur opende was er alleen maar een groot, gapend gat vol vuur en rook”, vervolgt DeVito. Instinctief probeerde hij met stukken karton op de oprukkende vlammen in te slaan. „Toen pas drong het tot me door: Waar ben je mee bezig? Dit heeft geen enkele zin. Ga terug naar je kantoor. Help je personeel! We moeten hier weg!”

De bankier schreeuwde tegen zijn twaalf werknemers dat ze zo snel mogelijk de trap naar beneden moesten nemen. „Sommigen dachten dat het beter was in het pand te blijven en de hulp van de brandweer af te wachten. Anderen pakten brandblussers en probeerden computers en persoonlijke bezittingen mee te nemen. Een aantal mensen maakte gezichtsmaskers van kledingstukken. Ik vond een grote kan water en heb daar iedereen mee overgoten om een beetje bescherming tegen de hitte te bieden.”

Hand in hand, als in een menselijke keten, haastten DeVito en zijn collega's zich naar beneden. Negen verdiepingen lager hield het eerste trappenhuis op en kwamen ze in een met rook gevulde hal terecht. Losse elektriciteitsdraden bungelden uit vernielde plafonds. Overal woedden kleine branden. Het ademen werd steeds moeilijker.

Gegil
„Dat was het moment waarop onze groep haar zelfbeheersing begon te verliezen”, herinnert John Paul zich, terwijl hij nerveus aan zijn revers plukt. „Ik raakte zelf ook aan het twijfelen. Moest ik koste wat kost mijn werknemers naar beneden begeleiden, of moest ik maken dat ik zelf in veiligheid kwam? Ik probeerde mijn personeel het volgende trappenhuis in te helpen, maar uiteindelijk raakten we elkaar toch kwijt. Het was donker en overal om ons heen klonk gegil. Er waren veel mensen met brandwonden.”

Net onder de vijftigste verdieping kwam John Paul de eerste brandweerlieden tegen die zuurstofapparaten en andere uitrusting naar boven sjouwden. „Ik zal nooit de uitdrukking op hun gezichten vergeten”, zegt de Amerikaanse bankier zacht. „Ik bood hun wat drinken aan uit de kan met water die ik nog steeds rondsjouwde. Natuurlijk hadden ze daar helemaal geen tijd voor.”

Terwijl DeVito en zijn collega's zich naar beneden haastten, schudde het WTC-complex voor de tweede keer. Opnieuw sloeg een lijntoestel te pletter op het gebouw, ditmaal op de zuidelijke toren. „Nog realiseerde ik me niet dat dit een aanval was. Hoe ik ooit beneden gekomen ben, weet ik nog steeds niet. Op een gegeven moment bedankte een aantal personeelsleden me dat ik hen had begeleid. Maar ik hoorde nauwelijks wat ze zeiden. Ik was te geschokt en ook bedroefd omdat ik niet wist waar de rest was. Ik vond dat ik had gefaald”, aldus John Paul.

Korte tijd later stortte onder oorverdovend geraas de noordelijke toren van het World Trade Center in. „Iedereen op de grond begon te schreeuwen en weg te rennen”, zegt DeVito hevig geëmotioneerd. „Ik vluchtte door een gordijn van rook en stof, terwijl overal brokstukken neerkwamen. Ik had echt het idee dat ik dit niet zou overleven.”

Muziekhandel
„Met m'n ogen dicht ben ik gaan lopen. Ik botste tegen geparkeerde auto's aan. Ik viel ontelbare keren op de grond, maar ik bleef doorgaan. Ik hoopte slechts dat ik weg van die vreselijke plaats kwam. Eindelijk zag ik licht. Het bleek een muziekhandel te zijn. Het personeel trok me de deur binnen. Iemand nam een foto van me. Ik moet er verschrikkelijk hebben uitgezien.”

In een nabijgelegen Chinees restaurant probeerde John Paul zijn vrouw te bellen, maar hij kreeg haar niet te pakken. Aan zijn moeder gaf hij vervolgens door dat hij nog in leven was en dat hij naar huis kwam.

Maar eerst ging John Paul DeVito op zoek naar een kerk. Hij dwaalde door de straten van New York tot hij een gebedshuis vond in de buurt van de universiteit waar hij jaren geleden had gestudeerd. „Ik ben op m'n knieën gevallen en heb God gedankt voor mijn redding en gebeden voor mijn collega's en al die anderen die ongetwijfeld nog in het WTC moesten zijn. Voor het eerst die dag stond ik mezelf toe te huilen. De studenten in de kerk staarden me aan. Ze hadden natuurlijk geen idee wat ik zojuist had meegemaakt. Een politieman probeerde me te troosten en zei dat ik in een zenuwschok was. Maar ik was me nog nooit zo bewust van het leven geweest.”