Commentaar | 6 oktober 1999 |
Legalisering van het kwaadHet ziet er niet naar uit dat de door de regering voorgestelde opheffing van het bordeelverbod in de Eerste Kamer zal stranden. Alleen de kleine christelijke partijen en het CDA wijzen dit voorstel af. CDA-woordvoerder Hirsch Ballin kwam overigens in het begin van de jaren negentig als minister van Justitie al met een voorstel tot een beperkte legalisering van de prostitutie. Wanneer het huidige kabinetsvoorstel volgend jaar van kracht wordt, betekent dat dat het exploiteren van bordelen een normale bedrijfstak wordt. Normaal althans in juridisch opzicht. Wie een bordeel wil beginnen, kan zelfs aanspraak maken op de bestaande subsidieregelingen voor startende ondernemers! Tegelijkertijd geldt er een forse straf (maximaal zes jaar) voor het exploiteren van minderjarige prostituees. Dat wijst weer op het bijzondere van deze sector. Zulke straffen gelden immers niet wanneer men in een supermarkt of een ander bedrijf jongeren beneden de daar geldende minimumleeftijd in dienst neemt. Een bepaalde bescherming van minderjarigen tegen de maatschappij en tegen zichzelf wordt in het algemeen nog wel als verdedigbaar en noodzakelijk beschouwd. Meerderjarigen moet men echter geheel vrijlaten. Als die de kost willen verdienen door hun lichaam te verhuren, wie zijn wij dan om dat te verbieden, zo is de redenering. Het is dan, net als met allerlei andere producten en diensten, louter een kwestie van vraag en aanbod hoeveel bordelen er in Nederland geëxploiteerd zullen worden. In die benadering is de notie van de publieke eerbaarheid volstrekt verdwenen. De voorgenomen opheffing van het bordeelverbod is dan ook niet los te zien van de ingrijpende veranderingen die zich de laatste decennia hebben voorgedaan in de seksuele moraal. De exclusieve band tussen huwelijk en seksualiteit is voor het besef van velen verbroken. Seks is verworden tot een consumptieartikel, waar eventueel voor betaald kan worden. Door de legalisering van de bordelen verwacht de regering meer greep te krijgen op deze sector en bepaalde misstanden beter te kunnen aanpakken. Want ook al wil men voortaan een bordeel als een normaal verschijnsel gaan beschouwen, dat is het natuurlijk niet. Het is niet toevallig dat de exploitatie van bordelen veelal in handen is van onderwereldfiguren en dat daarbij regelmatig sprake is van vrouwenhandel. Het overgrote deel van de prostituees is afkomstig uit de armere delen van de wereld. Dat ze vrijwillig voor dit werk gekozen zouden hebben, is dan ook zeer en zeer betrekkelijk. Het is de vraag of daar met de opheffing van het bordeelverbod veel aan zal veranderen. Naarmate de eisen die de overheid stelt strenger worden, zullen bordeelexploitanten eerder geneigd zijn in de illegaliteit onder te duiken. Daar wordt hun ook nu weinig in de weg gelegd. Het uit het begin van deze eeuw daterende bordeelverbod gaf gestalte aan de zedelijke norm dat het exploiteren van ontuchtig gedrag verwerpelijk was. Daarbij was vanaf het begin duidelijk dat het niet gemakkelijk zou zijn de naleving van dat verbod af te dwingen. Thans gaan we echter over tot een legaliseren ervan, waarbij gemeenten die tot dusver bordelen buiten de deur wisten te houden, nu alle wapens uit handen worden geslagen. Zonder overdrijving moet gezegd worden dat dat een jammerlijke weg is. |