Commentaar | 4 oktober 1999 |
Een apart geval?In sommige opzichten is Oostenrijk een merkwaardig land. En dat niet alleen omdat Adolf Hitler er geboren is. Het huidige Oostenrijk is het restant van het machtige Habsburgse rijk dat na de Eerste Wereldoorlog te gronde ging. De meeste Oostenrijkers zagen aanvankelijk een zelfstandige staat niet zitten en wilden zich liever bij Duitsland aansluiten. Aangezien de overwinnaars dat verboden, zat er niets anders op dan een nieuwe staat te vormen. Die Oostenrijkse republiek droeg echter een instabiel karakter. De tegenstelling tussen het socialistische Wenen en het conservatieve platteland was groot. Toen Hitler het land annexeerde, vonden de meeste Oostenrijkers dat wel best. Op bevel van de Führer leverden zij gewillig soldaten voor de frontlinies en achter de fronten. Een van hen was Seys Inquart, Hitlers vertegenwoordiger in Nederland. Toch werd Oostenrijk na 1945 door de geallieerden eerder als slachtoffer van het nazi-bewind dan als medeplichtige beschouwd. Veel pijnlijke vragen die anders aan de orde hadden moeten komen, bleven op die manier onder de tafel. De twee grote partijen regeerden voortaan afwisselend of in een grote coalitie het land. Allerlei invloedrijke posten in maatschappelijke organisaties en overheidsbedrijven verdelen zij sinds jaar en dag onder elkaar. Inmiddels profiteert Oostenrijk volop van de Europese welvaart. Het land is ook toegetreden tot de Europese Unie. Toch valt Oostenrijk minstens op één punt uit de toon. Dat komt door de sterke positie van extreem rechts in de Oostenrijkse politiek. Bij de parlementsverkiezingen van gisteren is die alleen nog maar versterkt. De FPÖ werd zelfs de tweede partij van het land. Dat ging met name ten koste van de socialistische partij van bondskanselier Klima. Sinds de jaren tachtig heeft de van oorsprong liberale FPÖ een forse groei doorgemaakt. Van een groepering in de marge van de Oostenrijkse politiek werd zij tot een partij die meer dan een kwart van de kiezers omvat. Een partij waar de anderen in de Oostenrijkse politiek steeds minder omheen kunnen. Dat is temeer opmerkelijk omdat elders in Europa extreem rechtse partijen weinig succesvol zijn. En ook dat zijn landen waar de aanwezigheid van etnische minderheden en de toestroom van asielzoekers problemen geeft en mensen bezorgd maakt over het behoud van de nationale identiteit. Voor een belangrijk deel heeft de FPÖ haar succes te danken aan de uitstraling van haar leider Jörg Haider. De andere partijen hebben zijn invloed te lang onderschat. In de verkiezingscampagne werd hij vooral als de grote boeman afgeschilderd. Kennelijk wordt dat beeld door grote groepen Oostenrijkers niet gedeeld. Er is geen reden om in Haider de Führer van een nieuw duizendjarig rijk te zien. De maatschappelijke omstandigheden in Oostenrijk zijn volstrekt anders dan in het Duitsland van de jaren dertig. Wel is Haider succesvol in het mobiliseren van de proteststemmers, zoals in andere Europese landen (Frankrijk, Italië) vanouds de communisten een toevluchtsoord zijn voor hen die een afkeer hebben van het maatschappelijk systeem. De vraag is altijd hoe men deze protestpartijen het beste kan bestrijden: door ze in te kapselen in het politieke bestel of door ze er zoveel mogelijk buiten te houden? In ieder geval doen de Oostenrijkse partijen er goed aan de sterke vervlechting van politiek en maatschappij te doorbreken. Een dergelijke karteldemocratie, die historisch wel verklaarbaar is, roept bij de kiezers steeds meer weerstand op. |