Commentaar | 21 augustus 1999 |
Collecteren voor TurkijeHet Eindhovens Dagblad heeft enige abonnees verloren omdat de krant deze week in het Turks een aantal berichten over de aardbeving heeft opgenomen. De krant deed dit om de Turkse Nederlanders in het verspreidingsgebied te informeren over de aardbevingsramp in hun vaderland. Behalve afzeggingen ontving de redactie enkele racistische telefoontjes. Vooralsnog schijnen deze reacties uitzonderingen te zijn op het medeleven in ons land met het Turkse volk. Toch is het goed te bedenken dat schijn vaak bedriegt. Jongeren en ook ouderen lachen inmiddels besmuikt om Turkenmoppen die in verband worden gebracht met de natuurramp. Ook in kerkelijke kring zijn die banale grappen te beluisteren. Moppen over Turken in aardbevingstijd treffen niet alleen de Turkse medemens een schepsel van God maar drijven ook de spot met het ingrijpen van Hogerhand in de natuur. Het is veelzeggend als het besef niet meer aanwezig is dat spotten met rampen het tarten van Gods majesteit is. Gelukkig zullen velen zich alleen al uit fatsoen niet willen verlagen tot racistische humor. Dat neemt niet weg dat zij desondanks de nodige reserve hebben tegenover Turken. Dat is een van de redenen waarom organisatoren van de nationale inzamelingsactie voor de slachtoffers van de aardbeving zich afvragen of de opbrengst zich zal kunnen meten met voorgaande acties. Binnen christelijke kring wordt hier en daar ook de vraag opgeworpen of kerken geroepen zijn geld voor moslims op te halen. Opvallend overigens dat die vraag nu gesteld wordt en niet toen de christelijke Serviërs de islamitische Albanezen uit Kosovo verjoegen. Niet alleen uit overwegingen van menselijk medeleven, maar vooral op grond van hetgeen de Bijbel ons leert, is daadwerkelijke barmhartigheid jegens de Turkse slachtoffers niet meer dan onze plicht. Mensen, schepselen van God, zijn in nood en behoeven hulp. Daarbij is de godsdienstige overtuiging niet van belang. Israël was gehouden de vreemdeling bescherming te bieden en tienden aan hem te schenken (vgl. Deut. 10: 18 en 19). Ook de vreemdeling die de godsdienst van Israël niet beleed. Dat valt heel duidelijk op te maken uit Deuteronomium 14: 21. Calvijn schrijft hierover in de Institutie: Dus welk mens nu ook op uw weg komt die uw dienstbetoon nodig heeft; gij hebt geen oorzaak waarom gij u eraan onttrekken zoudt u aan zijn belangen te wijden (Boek III, hfdst. 7). Bijbels dienstbetoon sluit niemand uit. Dezelfde gedachte komen we tegen in het Nieuwe Testament: weldoen aan alle mensen. Toch wordt daar een prioriteit gegeven: vooral weldoen aan de huisgenoten des geloofs (Gal. 6: 10). Op grond van dit schriftwoord proberen kerkelijke hulpinstanties vaak hun gelden primair ten goede te laten komen aan christenen onder de slachtoffers. Zeker in landen waar christenen een minderheid zijn, is dat de aangewezen weg, mits het eerste deel van de tekst weldoen aan allen niet vergeten wordt. Geven voor Turkse slachtoffers mag zeker onder christenen geen vraag zijn. Sterker, het is een bijbelse plicht, die met een blij gemoed en van harte vervuld dient te worden. |
![]() |