Commentaar | 2 juni 1999 |
FopspeenHet kabinet is weer gelijmd. Alleen moeten we nog even afwachten of de lijm houdt tijdens het komende Bijlmerdebat. Met minister Borst in de beklaagdenbank bevindt D66 zich ook dan in een moeilijke positie. Als die hobbel genomen is, kan het kabinet-Kok II weer verder regeren. Hoewel, een flinke barst blijf je altijd zien. En zo'n lijmpoging kun je tijdens een kabinetsperiode eigenlijk ook maar één keer toepassen. In plaats van een correctief wetgevingsreferendum krijgen we nu een raadplegend referendum. Daarnaast zal opnieuw een poging gedaan worden om tot een correctief referendum te komen. Omdat daarvoor een grondwetswijziging nodig is, gaat daar wat tijd overheen. Of die tweede poging slaagt, zal erg afhangen van de politieke verhoudingen in de volgende kamerperiode. D66 heeft dus iets teruggekregen voor het verlies van een van haar kroonjuwelen. Veel stelt het echter niet voor. Een raadgevend referendum is op de keper bezien niet veel meer dan een massaal uitgevoerde enquête, al gaat er wel een groter psychologisch effect van uit. Kenmerkend voor de jongste kabinetscrisis was dat de schade in deze kabinetsperiode niet meer hersteld kon worden. Ook wanneer Wiegel spijt zou hebben gekregen van zijn stemgedrag en bereid was een volgende keer met het kabinet mee te stemmen, kon het door D66 zo begeerde referendum toch niet ingevoerd worden. Niet alleen omdat in de nieuwe Senaat al helemaal geen tweederde meerderheid voor een dergelijke fundamentele ingreep in ons politieke bestel te vinden is, maar ook omdat een grondwetswijziging altijd in twee termijnen behandeld moet worden. Uiteraard heeft de leiding van D66 zich dat gerealiseerd. Toch vond men dat men het provocerende gedrag van Wiegel niet over z'n kant kon laten gaan. Met wat toezeggingen in hun richting zijn de democraten nu weer bijgetrokken. In feite hebben ze hun nederlaag geaccepteerd. Wat ze er voor in de plaats krijgen is niet meer dan een fopspeen, ondanks de stelling van D66-leider De Graaf dat hij daar beslist geen genoegen mee zou nemen. Het alternatief was echter de paarse coalitie te verlaten. Dat zou wellicht tot nieuwe verkiezingen hebben geleid. Daar had D66 niets bij te winnen. Er zijn maar weinig kiezers die warmlopen voor een correctief wetgevingsreferendum. Bij de vorige verkiezingen trachtte D66 zich te profileren als de partij die nodig was om de paarse coalitie in stand te houden. Dat leverde toen nog wat extra zetels op. Inmiddels bleek D66 juist een risicofactor voor de coalitie. Vervroegde verkiezingen hadden de weg kunnen openen voor een andere regeringscombinatie. Het CDA wil graag weer meedoen. Weliswaar is de positie van deze partij aanzienlijk verzwakt, maar een kabinet met of zonder CDA maakt op een aantal gevoelige punten toch nog wel enig verschil. Wellicht duurt het nog even voor dit alternatief gerealiseerd wordt. De vanzelfsprekendheid van paars, zoals die nog sterk leefde bij in de campagne voor de kamerverkiezingen van vorig jaar, is duidelijk verdwenen. Dat is, naast het niet doorgaan van het referendum, in ieder geval de winst van deze kabinetscrisis. |