Commentaar

Uit het ambt gezet

Vorig jaar stond een predikant van de Nederlands Gereformeerde Kerken voor de rechtbank in Dordrecht omdat hij zich ten opzichte van vrouwelijke gemeenteleden seksueel misdragen had. Dat is zonder meer een ernstige zaak. Wanneer zoiets gebeurt door een predikant is dat eerder een reden om strenger te straffen dan om er vergoeilijkend over te spreken. Hij heeft immers op een afschuwelijke manier misbruik gemaakt van zijn ambtelijke vertrouwenspositie.

Opvallend was echter dat de Dordtse rechter hem als bijkomende straf voor een periode van 2 jaar uit zijn ambt ontzette. Ging de rechter daarmee niet te ver? Was dat niet een zaak die uitsluitend het desbetreffende kerkverband aanging? Moet dit niet beschouwd worden als een ongeoorloofde inmenging van de rechter in kerkelijke zaken?

Vandaar dat het kamerlid Schutte hierover vragen stelde aan de minister van Justitie. In het GPV is men er vanouds erg op gebrand de scheiding van kerk en staat te onderstrepen. Inmiddels heeft minister Korthals laten weten dat er voor het strafrecht geen onderscheid is tussen geestelijke en andere beroepen. Dat antwoord doet allerlei vragen rijzen.

Over het geheel genomen is er altijd nog een vrij grote mate van overeenstemming tussen de regels van het Wetboek van Strafrecht en de christelijke moraal. In veel gevallen zal de kerkelijke tucht nog een stapje verder gaan dan de rechter. De christelijke gereformeerde dominee die video-opnames gemaakt had in een badhokje kwam er vorig jaar bij justitie met een boete van 1500 gulden vanaf, maar kerkelijk nam men verdergaande maatregelen. En dat terecht.

Ten aanzien van de Nederlands gereformeerde predikant komt het vonnis er eigenlijk op neer dat de rechter de kerkelijke maatregelen (het op non-actief stellen) onvoldoende vindt. Vandaar zijn uitspraak dat de bewuste predikant 2 jaar lang niet als zodanig mag functioneren.

Moeten we hieruit concluderen dat in de Nederlandse samenleving zwaarder getild wordt aan seksueel misbruik van mensen in een vertrouwensrelatie dan in de Nederlands Gereformeerde Kerken het geval is? Op z'n minst is dat een zaak die in dat kerkverband serieus de aandacht verdient.

Tot zover is er niet al te veel reden om zich zorgen te maken over het vonnis van de Dordtse rechtbank. Daar komt bij dat er tegenwoordig allerlei loslopende voorgangers, profeten en geestelijke leiders zijn die zich schuldig maken aan misdrijven op financieel of seksueel gebied. Ook al deed men dat zogenaamd als volgeling van Jezus en in opdracht van God, dat maakt de zaak er niet beter op. Juist nog erger. Onlangs werd profeet Vrieswijk door de rechter veroordeeld, en hij is niet de enige boef op godsdienstig gebied.

Toch zit er ook een bedenkelijke kant aan de inmenging van de strafrechter in kerkelijke zaken. Op een aantal punten is er immers een kloof ontstaan tussen de strafwet en de Bijbel. Denk maar aan het terrein van de homoseksualiteit. Is het straks denkbaar dat een predikant die vanaf de preekstoel gefulmineerd heeft tegen het homohuwelijk (en daarbij misschien niet altijd zijn woorden even zorgvuldig heeft gekozen) veroordeeld wordt wegens discriminatie van homoseksuelen met als bijkomende straf de ontheffing uit het ambt gedurende een jaar?

Zover is het allemaal nog (lang) niet, maar er is ook geen waarborg dat het nooit zover komen zal. De rechter (en met hem de minister van Justitie) vindt immers dat het uitsluitend een zaak is van het bewuste kerkverband of iemand zijn ambt kan blijven vervullen. Vandaar dat er toch reden is om zich onbehaaglijk te voelen bij deze nieuwe ontwikkeling van de jurisprudentie. Niet vanwege het concrete geval, maar met het oog op de toekomst.