Voorpagina

Vrees voor oprekking huidige wetgeving

„Late abortussen
niet altijd strafbaar”

Van onze redacteuren
AMSTERDAM – Afbreking van de zwangerschap na 24 weken moet in bepaalde gevallen niet strafbaar zijn. Het gaat dan om ongeborenen die geen overlevingskans hebben omdat de aandoeningen onbehandelbaar zijn. Dan vervalt het wetsartikel dat het ongeboren leven beschermt vanaf het moment dat de ongeborene levensvatbaar is. In deze situaties moet het kind als niet levensvatbaar worden gezien.

Dat concludeert de overleggroep “Late Zwangerschapsafbreking”, die in 1996 is ingesteld door de ministeries van volksgezondheid en justitie om voorstellen te doen voor een procedure in dit soort situaties. Een samenvatting staat in het vandaag verschenen Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde.

De groep wil een late abortus straffeloos stellen in gevallen van ernstige achterstand in de longontwikkeling, sommige ernstige en niet-operabele hartafwijkingen, sommige ernstige skeletafwijkingen, afwezigheid van beide nieren, enkele ernstige genetische afwijkingen en het ontbreken van de grote hersenen, in de volksmond het “kattenkopje”.

Als het gaat om aandoeningen die leiden tot ernstige en niet-herstellende functiestoornissen terwijl er toch een kans op overleven bestaat, moet aborteren wel strafbaar blijven. Het openbaar ministerie (OM) hoeft volgens het advies echter niet per se tot vervolging over te gaan als het om noodsituaties gaat.

Lijden moeder
Dat is volgens de commissie het geval als de moeder extra medische risico's loopt als zij de zwangerschap van een ernstig ziek kind zou voldragen. De arts moet volgens de groep de plicht het ongeboren leven te beschermen niet alleen afwegen tegen het (toekomstige) lijden van het kind, maar ook tegen het (toekomstige) lijden van de moeder. Dat kan worden „verlicht of voorkomen” door een abortus.

Bij de groep foetussen met ernstige functiestoornissen gaat het om kinderen met zeer ernstige vormen van een “open ruggetje” of zeer ernstige vormen van een “waterhoofd”.

De overleggroep ziet grote overeenkomsten tussen een late abortus bij niet-levensvatbare foetussen en levensbeëindiging bij (ernstig zieke) pasgeborenen. Artsen zouden op dezelfde gronden kunnen afzien van levensverlengend medisch handelen als zij dat zinloos vinden. Factoren die hierbij meespelen zijn de te verwachten levensduur, de mate van lijden en de zwaarte van de behandeling.

De overleggroep vindt dat late zwangerschapsafbreking altijd als niet-natuurlijke dood moet worden gemeld bij de gemeentelijke lijkschouwer, zodat altijd toetsing mogelijk is. Een speciale op te zetten toetsingscommissie kan dan beoordelen of de late abortus medisch en ethisch verantwoord was. Het OM kan de conclusie van deze commissie als zwaarwegend advies meewegen in zijn besluit al dan niet strafrechtelijk te vervolgen.

In de overleggroep Late Zwangerschapsafbreking zaten onder meer de emeritus hoogleraar kindergeneeskunde prof. dr. H. Visser, de medisch ethica prof. dr. I. de Beaufort, de gynaecoloog dr. G. Christaens, de hoogleraar gezondheidsrecht prof. mr. dr. J. Gevers, de hoogleraar christelijke ethiek prof. dr. E. Schroten en de gynaecoloog prof dr. J. Vladimiroff.

Niet onderschatten
De woordvoerders van de grote politieke partijen wilden gisteravond niet reageren op de berichten in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde. Zij willen het een en ander eerst grondig bestuderen. Ook het RPF-kamerlid Rouvoet is die mening toegedaan. SGP-fractievoorzitter Van der Vlies was wel bereid tot een eerste reactie. Hij benadrukte dat de problematiek van een zwangerschap met een gehandicapt kind niet onderschat moet worden. „Maar ook hier geldt dat wij het recht niet hebben een zwangerschap af te breken”, zo voegde hij eraan toe. De SGP'er vreest dat een nieuwe regeling gebruikt zal worden om de bestaande wetgeving over abortus verder op te rekken.